MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN.
3. L. van Lieshout (Moderne) te Gemert.
4. J. van Lemel (Bioscoopexploitatie Hollandia). te
Haarlem.
5. J. Smallegange (City) te Maassluis.
6. W. van Kessel (Apollo) te Veghel.
7. Th. A. J. Sweegers (Luxor) te Weert.
Overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbestuur
wordt besloten de vorengenoemde 7 leden te royeeren.
Aan de orde is punt 11 van de agenda: Voorstel van
het Hoofdbestuur overeenkomstig het bepaalde in art.
16 der Statuten tot uitvaardiging van een verbod aan de
leden om filmzaken te doen met de navolgende personen
en/of ondernemingen op grond, dat deze geen lid van
den Bond zijn:
1. W. Kuyper (Bioscooponderneming „Frisco") Assen-
delft
2. A. Jonkers, Markt C. 4, Deurne.
3. Kapelaan Schouten (patronaat-bioscoop) Hoofd
straat, Roosendaal.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
De Voorzitter stelt nu aan de orde: Punt 11a
van de agenda: Voorstel van de Afdeeling „Het Zuiden"
luidende aldus: De algemeene vergaderingen van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond worden om beurten in
de voornaamste steden van ons land gehouden.
Toelichting van de afdeeling „Het Zuiden": Het komt
de afdeeling gewenscht voor de bondsvergaderingen in
de verschillende streken van ons land te houden, omdat
door het houden van deze vergaderingen in de verschil
lende deelen van ons land, eens extra belangstelling
van de bevolking dier steden en hunne omgeving voor
het bioscoopbedrijf wordt opgeroepen.
Prae-advies va.n het Hoofdbestuur: Het Hoofdbestuur
acht de jaarvergaderingen niet van zooveel publiek be
lang, dat het gerechtvaardigd zou zijn de jaarvergade
ringen op andere dagen dan op filmbeursdagen te hou
den. Wel is het Hoofdbestuur bereid nader te overwe
gen of het houden van tweejaarlijksche congressen in
onderscheidene gemeenten van ons land, in welke con
gressen actueele onderwerpen, op het film- en bioscoop
wezen betrekking hebbende, behandeld zouden kunnen
worden en aan welke congressen excursies zouden kun
nen worden verbonden.
De heer W. P. Peters deelt namens de afdeeling
,,Het Zuiden" mede, dat deze afdeeling accoord gaat
met het prae-advies van het Hoofdbestuur en haar
voorstel derhalve intrekt.
Aan de orde is punt 11b van de agenda: Voorstel van
de afdeeling „Het Zuiden", luidende aldus:
De algemeene vergadering besluite:
a. dat slechts zij, die het bioscoopbedrijf als hoofd
middel van bestaan uitoefenen, tot het lidmaat
schap van den Nederlandschen Bioscoop-Bond
worden toegelaten;
b. de noodige stappen te doen om de vereischte wij
zigingen daarvoor in de Statuten van den Neder
landschen Bioscoop-Bond aan te brengen;
c. dat het in den vervolge verboden zal zijn films te
leveren aan niet-leden van den Bond ter vertoo
ning in plaatsen, waar een vaste exploitatie van
een lid van den Nederlandschen Bioscoop-Bond
gevestigd is.
Prae-advies van het Hoofdbestuur: Het Hoofdbestuur
acht de oplossing van deze aangelegenheid zoo ingrij
pend, dat niet te verantwoorden zou zijn zonder behoor
lijke voorbereiding een beslissing daarover van de alge
meene vergadering uit te lokken.
Het Hoofdbestuur is bereid, mede wijl het zich ervan
bewust is, dat er uiteindelijk een oplossing in deze
kwestie zal moeten komen, die echter alle in den Bond
vereenigde groepen zal moeten kunnen bevredigen, na
de jaarvergadering in overleg te treden met het Bestuur
van de Bedrij f saf deeling Filmverhuurders en met de
Besturen van de andere Afdeelingen, teneinde zich over
deze ingewikkelde kwestie te laten voorlichten.
De heer W. P. P e t e r s deelt mede, dat de afdeeling
„Het Zuiden" deze zaak in haar ledenvergadering
breedvoerig besproken heeft. Reeds jarenlang hebben
wij de uitwassen, welke het voorstel bestrijdt, zien aan
komen. De vereenigingen, die in hun gebouwen bio
scoopvoorstellingen geven, beconcurreeren het bonafide
bedrijf juist op de beste dagen van de week en van het
jaar. Onder de huidige tijdsomstandigheden werkt dit
dubbel funest.
De Voorzitter brengt naar voren, dat het Hoofd
bestuur het niet mogelijk achtte het door de afdeeling
„Het Zuiden" naar voren gebrachte vraagstuk in den
korten tijd, die er restte tusschen het indienen van dit
voorstel en de ledenvergadering geheel te overzien.
Spreker releveert, dat reeds eenige malen getracht is
een oplossing van deze kwestie te vinden, waarbij hij
speciaal denkt aan de „Commissie van art. 7."
Het Hoofdbestuur meent niet beter te kunnen doen,
dan deze aangelegenheid zoo spoedig mogelijk met de
bestuurderen van alle afdeelingen te bespreken, waarna
het met een voorstel tot de algemeene ledenvergadering
zal komen. Spreker hoopt niet, dat het bestuur van de
afdeeling „Het Zuiden" hierin een gebrek aan waardee
ring voor het voorstel zal zien.
Het Hoofdbestuur is er met de afdeeling „Het
Zuiden" van overtuigd, dat er een definitieve op
lossing voor deze kwestie gevonden moet worden.
De heer H. A. Boekraad zegt, dat het bestuur van
de afdeeling „Het Zuiden" zich met het voorstel van
het Hoofdbestuur zou kunnen vereenigen, als het hierin
zou mogen zien, de principieele instemming van de
ledenvergadering met hetgeen door het voorstel van de
afdeeling „Het Zuiden" wordt beoogd.
De Voorzitter acht dit niet logisch. De conse
quenties van het voorstel van de afdeeling „Het Zuiden"
zijn thans voor alle groepen van ons bedrijf nog niet te
overzien. Overigens heeft spreker reeds namens het
Hoofdbestuur verklaard, dat er een oplossing moet
komen.
De heer Peters verzoekt het Hoofdbestuur deze
zaak dan binnen afzienbaren tijd in behandeling te wil
len nemen.
Nadat de Voorzitter dit heeft toegezegd, trekt
de heer Peters namens de afdeeling „Het Zuiden"
het voorstel voorloopig in.
De Bondsdirecteur deelt vervolgens mede, dat
door de afdeeling Rotterdam een voorstel is ingediend
betreffende de sommatiekosten van de Filmhuurschuld-
commissie. Aangezien dit voorstel echter niet binnen
de in art. 28 der Statuten gestelden termijn van 10 dagen
vóór de ledenvergadering bij het Hoofdbestuur is in
gediend, kan het thans niet in behandeling worden ge
nomen.
Na rondvraag wordt de vergadering gesloten.
Uitspraken van de Commissie van Geschillen.
De Eerste Kamer van de Commissie van Geschillen van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft in haar op Maandag 16 April
1934 gehouden zitting de navolgende uitspraken gedaan:
1. Inzake een geschil van de NV. Filmfabriek Polygoon te
Haarlem contra den heer J. Martens, exploitant van de Stads
schouwburg-bioscoop te Heerlen, dat de vordering van eischeres
moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden ver
oordeeld tot betaling van het gevorderd bedrag, vermeerderd met de
geschilkosten a ƒ20.zulks op grond van de overweging:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie
van Geschillen heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering
aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge
legde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
2. Een geschil van de A.C.O. Film, Den Haag contra de heeren
van Roon en Haarsma, de voormalige exploitanten van het New
York Theater te Hilversum, werd ingetrokken, terwijl eischeres
zich bereid verklaarde haar vordering op gedaagden als vervallen
te beschouwen.
3. Inzake een geschil van de Hollandia Bioscoop (Ant. Schmitz)
te Valkenburg contra de A.C.O. Film, Den Haag, die harerzijds
de heeren C. van Lier en C. S. Roem, exploitanten van de Corso