IAAN
NEDERLANDSCHEN BIOSCOOPBOND
No. 2.
JUNI 1934
j» UITGAVE VAN DEN jü J-
NEDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND
ACHTERGRACHT J9 AMSTERDAM-C.
DIT ORGAAN VERSCHIJNT TEN MINSTE
J. J- ÉÉNMAAL PER MAAND j» j*
De Venlosche bioscopen zijn sedert 15 Juni j.1. weer
geopend. Men heeft het in de bladen kunnen lezen en de
leden van den Nederlandschen Bioscoop-Bond hebben
er per circulaire van het Bondsbestuur kennis van kun
nen nemen.
In Venlo heerschte er vreugde over dit besluit. Het
filmminnend publiek heeft te lang (meer dan een jaar)
de film moeten missen, de middenstand heeft door de
sluiting groote schade geleden en de café's hebben hun
trouwe bezoekers in den loop van de sluitingsperiode
zien verdwijnen naar de omliggende gemeenten, waar
de bioscoop nog wel het middelpunt van ontspanning
is geweest.
Ook de leden van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond verheugen zich over den goeden afloop van het
Venlosche bioscoopconflict. Dit is op ondubbelzinnige
wijze tot uiting gekomen in de telegrammen en brieven,
welke de laatste dagen het Bondsbureau hebben bereikt.
Men vraagt zich echter af waarvoor dit alles noodig
is geweest. Waarom moest eerst zoo een groote schade
geleden worden om daarna in te zien, dat het bioscoop
bedrijf onder de belemmerende overheidsbepalingen zich
niet verder kon ontwikkelen? Wij zullen ons hierin maar
niet verdiepen.
Er blijft slechts over te constateeren, dat de reden,
waarom op 28 April 1933 de deuren van de Venlosche
bioscooptheaters gesloten werden, nu is komen te ver
vallen, op grond dat het Bondsbestuur na onderhande
lingen met den Voorzitter van de R.K. Raadsfractie te
Venlo, den heer G. Turien, de zekerheid heeft gekregen,
dat in de e.k. vergadering van den Raad der gemeente
Venlo een besluit zal worden genomen, om het be
staande jeugdverbod buiten werking te stellen. Het ge
volg hiervan zal zijn, dat, gelijk dit overal elders in
ons land het geval is, ook in Venlo jeugdige personen
tot de bioscoop kunnen worden toegelaten, mits de te
vertoonen films door de Centrale Commissie voor de
Filmkeuring voor de betreffende leeftijden zijn toegela
ten.
Er leefde bij verschillende vooraanstaanden in Venlo
den wensch om in de plaats van de opheffing van het
jeugdverbod te verkrijgen een gemeentelijke nakeuring
van a- en b-films. Deze wensch kon niet in vervulling
gaan, omdat tegen zulk een nakeuring niet alleen onzer
zijds ernstige bezwaren bestaan, maar omdat zich daar
tegen ook verzet het accoord, hetwelk de Nederlandsche
Bioscoop-Bond in 1929 met de „Vereeniging van Noord-
Brabantsche- en Limburgsche gemeenten voor gemeen
schappelijk filmkeuring" (bij welke vereeniging ook de
gemeente Venlo is aangesloten) heeft getroffen. Vol
gens dit accoord hebben de bij genoemde vereeniging
aangesloten gemeenten afstand gedaan van hun be
voegdheid tot nakeuring der films en hebben zij de na
keuring, die uitsluitend de c-films mag betreffen, over
gelaten aan de Katholieke Film Centrale. Van een na
keuring van a- en b-films kan dus, zoolang het accoord
niet is verbroken, in de bij genoemde vereeniging aan
gesloten gemeenten geen sprake zijn.
Bij de onderhandelingen, welke over de oplossing van
het Venlosche bioscoopconflict werden gevoerd, kwam
tot uitdrukking het verlangen van de gemeentelijke over
heid om zekere waarborgen te krijgen, dat, wanneer
eenmaal het jeugdverbod zou zijn ingetrokken, de jeug
dige bioscoopbezoekers geen ontoelaatbare films te zien
zouden krijgen. Naar onze meening worden deze waar
borgen, sedert de Bioscoopwet in 1928 in werking is
getreden, door de Centrale Commissie voor de Filmkeu
ring in voldoende mate geboden. Het is immers algemeen
bekend, dat de Rijkskeuring zeer strenge normen aan
legt bij de keuring van films, welke voor toelating voor
de jeugd in aanmerking komen. En ten aanzien van de
vraag, wat voor de jeugd al dan niet toelaatbaar geacht
kan worden, bestaat onder fatsoenlijke menschen, onge
acht hun geloofsbelijdenis of hun levensbeschouwing,
nagenoeg geen verschil van meening.
Teneinde de plaatselijke overheid in Venlo, die te
genover deze geheele materie nog wat onwennig staat,
het vertrouwen te geven, dat zij ten aanzien van de a-
en b-films zoo langen tijd gemist heeft, hebben de ex
ploitanten in Venlo tegenover het gemeentebestuur erin
toegestemd, dat iemand door het Gemeentebestuur kan
worden aangewezen, die zoo dikwijls hem dit goeddunkt,
de a- en b-films kan komen zien. Mocht er dan eens een
bepaalde a- of b-film zijn, die naar de meening van de
zen „adviseur" niet in aanmerking had mogen komen
als a- of b-film te worden toegelaten, dan zal de bio
scoopexploitant, die zulk een film te vertoonen heeft,
in overweging kunnen nemen, of er aanleiding toe be
staat zulk een film naar een hoogere leeftijdsklasse op
te schuiven. Onzerzijds is hieraan de voorwaarde ver
bonden, dat het advies van den raadgever geen bin
dend karakter mag dragen.
Wij houden ons ervan overtuigd, dat door het over
leg, dat op deze wijze door een vertegenwoordiger van
het gemeentebestuur met de bioscoopexploitanten zal
worden onderhouden, niet alleen het vertrouwen bij
het gemeentebestuur in het nut van goed geleide bio
scoopondernemingen zal terugkeeren, maar bovendien
dat de plaatselijke overheid in Venlo spoedig gewend
zal zijn aan den nieuwen toestand, waarbij aan jeugdige
personen de toegang tot de bioscoop niet meer behoeft
te worden ontzegd.
Het besluit, dat de Raad van de gemeente Venlo
binnenkort ten aanzien van het buiten werking stellen
'JT/J^S
■smmmn n
Het einde van het Yeniosche bioscoopconflict.