6
MAANDELIJKSCHE 'MEDEDEELINGEN.
J(
,t
i
dat het eischeres gebleken is, dat nadat gedaagde de vier
meergenoemde films in Berlijn gezien had en te kennen had gege
ven, dat zij deze films niet wenschte te kiezen gedaagde zich
desondanks op het standpunt stelt, dat de optie op de productie
van eischeres, gelijk dit in den brief van 16 April 1934 is om
schreven nog bestaat en gedaagde zich de daaruit voortvloeiende
rechten voorbehoudt, doch dat dit naar het inzien van eischeres een
onjuiste uitlegging der overeenkomst is en bovendien- geen uitvoering
te goeder trouw zou zijn, daar immers de bedoelde optie een onder
deel vormt van de hoofdovereenkomst betrekking hebbende op de
vier films en dat, waar al deze vier films door gedaagde afgekeurd
zijn, er geen hoofdovereenkomst meer bestaat, waarmede ook het
recht van optie op de verdere productie van eischeres is komen te
vervallen;
dat eischeres op de hiervoren aangevoerde gronden vordert vast
te stellen, dat tusschen eischeres en gedaagde geen overeenkomst,
als bedoeld in den brief van 16 April 1934 van gedaagde aan
eischeres, meer bestaat, althans deze overeenkomst ontbonden te
verklaren, subsidiair gedaagde alsnog te veroordeelen één of meer
films van de in dien brief met name vermelde vier films uit te
kiezen of althans de daarin bedoelde minimumbedragen aan eischeres
uit te keeren;
dat gedaagde hiertegen aanvoert, dat zij volgens de overeenkomst,
vervat in den brief d.d. 16 April 1934 niet verplicht is één of meer
van de in dien brief bedoelde films van eischeres af te nemen, daar
zij weliswaar het recht van keuze had verworven, doch tevens het
nadrukkelijk voorbehoud heeft gemaakt, dat zij geen enkele verplich
ting betreffende het aantal der af te nemen films op zich neemt,
hetgeen in de overeenkomst is vastgelegd;
dat gedaagde verder bestrijdt de stelling van eischeres, als zou
de optie op de verdere productie van eischeres slechts een onder
deel van de overeenkomst uitmaken;
dat naar de meening van gedaagde, die zij gevormd heeft naar
aanleiding van de desbetreffende mededeelingen van den meerge
noemden heer Dr. Schmidt, juist de nog te vervaardigen films van
grootere waarde zouden zijn dan de reeds voltooide vier films,
zoodat het zwaartepunt van de overeenkomst niet zou liggen in
deze vier films, maar juist in de verdere productie van eischeres;
dat gedaagde zich er voorts op beroept, dat ware de door
eischeres aan de overeenkomst gegeven interpretatie juist n.1. als
zou het optierecht komen te vervallen, wanneer gedaagde geen van
de vier met name in die overeenkomst genoemde films zou uitkiezen
eischeres haar onmiddellijk, nadat zij de vier films had afge
keurd, had moeten berichten, dat het optierecht was komen te
vervallen;
dat de Commissie als vaststaande aanneemt, dat de overeenkomst,
als bevestigd in den brief van gedaagde aan eischeres d.d. 16 April
1934, tusschen partijen tot stand is gekomen;
dat in deze overeenkomst is bepaald, dat eventueele geschillen,
welke uit die overeenkomst mochten voortvloeien aan de arbitrage
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond zullen worden onderwor
pen;
dat dus de Commissie van Geschillen van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage Reglement
van dien Bond benoemd en aangewezen als Arbitragecommissie
in geschillen, welke door de leden van den Bond aan haar beslis
sing worden onderworpen en in geschillen, waaromtrent door het
daarbij betrokken lid (i.c. gedaagde) met de andere partij (hier
eischeres) is overeengekomen, dat zij ter beslechting zullen worden
onderworpen aan de Bondsarbitrage, bevoegd is om van dit ge
schil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage
commissie, wier beslissingen vatbaar zijn voor hooger beroep
bij den „Raad van Beroep" van den Bond;
dat het standpunt van gedaagde, als zou het zwaartepunt der
overeenkomst liggen in het door haar bedongen recht van optie
op de nog door eischeres te vervaardigen films, ongeacht of zij al
dan niet één of meer van de vier met name genoemde films zou
uitkiezen, ingeval gedaagde geen van deze vier films zou uitkie
zen practisch hierop zou neerkomen, dat eischeres zich gedurende
geruimen tijd tegenover gedaagde verbonden zou hebben haar een
optie te verleenen op een groot aantal door eischeres te vervaar
digen films, zonder dat gedaagde verplicht zou zijn ook maar
één van die films van eischeres af te nemen of een andere contra
prestatie te leveren;
dat dit standpunt uit billijkheidsoverwegingen niet redelijk is te
achten, wijl de Commissie van oordeel is, dat het recht van
keuze uit de vier in de overeenkomst met name genoemde films
niet anders kan worden uitgelegd, dan dat gedaagde minstens één
van die vier films zou uitkiezen om in Nederland en/of de Neder-
landsch-Indische bezittingen in roulatie te brengen;
dat het immers voor eischeres geen zin zou hebben gehad ge
daagde het recht te geven een keuze te doen uit die vier films
en haar verder nog een optie te verleenen op haar verdere produc
tie, indien niet daartegenover voor gedaagde een verplichting n.1.
om minstens één film af te nemen, zou hebben gestaan;
dat uit het vorenstaande volgt, dat, indien gedaagde geen van
de met name genoemde films van eischeres zou afnemen, zij gee-
nerlei aanspraak meer zou kunnen doen gelden op de verdere door
eischeres te produceeren films;
dat het beroep van gedaagde, als zou eischeres haar in kennis
hebben moeten stellen van het vervallen van het optierecht, nadat
de vier met name genoemde films door gedaagde afgekeurd waren,
ongegrond moet worden geacht, daar eischeres volgens de overeen
komst niet verplicht was zulk een kennisgeving aan gedaagde te
zenden en overigens niet wist, dat gedaagde aan dat optierecht zou
vasthouden;
dat de primaire vordering van eischeres niet voor toewijzing
vatbaar is, wijl vaststaat, dat de overeenkomst tusschen partijen is
tot stand gekomen en ook nog bestaat, doch dat de subsidiaire
vordering van eischeres behoort te worden toegewezen, gelijk in
het vonnis is omschreven.
De Tweede Kamer der Commissie van Geschillen heeft in haar
op 26 September 1934 gehouden zitting de navolgende uitspraak
gedaan:
Inzake een geschil van de N.V. Filmfabriek Profilti te 's-Gra-
venhage contra den heer H. L. Wöhler, exploitant van het Roxy
Theater te Eindhoven, dat de vordering van eischeres moet wor
den toegewezen en dat gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eischeres te voldoen
het gevorderd bedrag alsmede de door eischeres voorgeschoten ge-
schilkosten, zulks op grond van de overweging:
dat gedaagde erkend heeft het gevorderd bedrag schuldig te zijn,
doch er zich op beroept, dat eischeres de kwitantie slechts eenmaal
aan een vroeger adres van gedaagde tevergeefs ter betaling heeft
aangeboden, zoodat hij, waar eischeres nimmer meer op betaling
zou hebben aangedrongen, de vordering van eischeres geheel en al
vergeten zou zijn, en dat hij anders het kleine bedrag, dat hij
eischeres verschuldigd is, zeker voldaan zou hebben, weshalve ge
daagde meent, dat eischeres het geschil onnoodig aanhangig zou
hebben gemaakt en dan ook in de geschilkosten zou moeten wor
den veroordeeld;
dat dit verweer ongegrond moet worden geacht, wijl eischeres
blijkens de aan de Commissie overgelegde correspondentie bij schrij
ven gedateerd 18 Augustus 1934 gedaagde gesommeerd heeft het
gevorderd bedrag te voldoen en daarbij heeft laten uitkomen, dat
zij zich, mocht gedaagde aan deze sommatie geen gevolg geven,
tot de Commissie van Geschillen zou wenden;
dat overigens gedaagde, ook zonder daartoe door eischeres te
worden gesommeerd, het verschuldigd bedrag aan eischeres had
behooren te voldoen;
dat dan ook de vordering van eischeres behoort te worden
toegewezen en gedaagde mitsdien 'moet "worden veroordeeld om aan
eischeres te betalen het gevorderd bedrag alsmede de geschil-
kosten.
VERZOEKEN OM INSCHRIJVING IN HET NAAM
REGISTER.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister, zijn de
navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naam
register gedaan:
Datum
waarop in
schrijving ver
zocht is
Titels waaronder de films
in Nederland worden uit
gebracht
Naam van den houder
der exploitatie-rechten
22 Sept.
1934
Circus Clown
Warner Bros First
National Piet. N.V.
22
British Agent
22
Kom je ook bij de Marine?
22
Dr. Monica
22
De Vrouw van 40 Jaar
25
Het Carnavalskind
Lümina Film
1 Oct.
De Eeuwige Droom
1
De Zorgen van een Vorst
25 Juni
Voortvluchtigen
N.V. Metro-Goldwyn-
ontv.
Mayer Film Mij.
1/10
'34)
1 Oct.
1934
Spion Nr. 13
1
Sadie Mckee
1
Hollywood Party
1
Viva Villa!
4
De Groothertogin en de
Kellner
N.V. Paramount Films
4
Het verliefde Reisbureau
4
Moord in de Follies
4
Prinses voor dertig dagen
4
Goud
N.V. Oostra's Toonfilm
5
De Man zonder Hart
Warner Bros First
National Piet.
10
Tarzan's Avonturen
N.V. Metro-Goldwyn-
Mayer Film Mij.
11
Als de Hertog in Parijs is
Lumina Film
16
Antonia, Hongaarsche
Romance
Nova Film
16
Nieuwe Mannen
16
De laatste Wals
16
De Schaduw v. h. Oosten
16
Czardasklange
16
Nell Gwyn
18
Danshuis van Singapore
Warner Bros
23
De luchtrace
Meteor-Film
Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrij
ving, welke binnen 8 dagen na de verschijning van dit orgaan
schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend, raad
plege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister.