MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN. Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bio scoop-Bond heeft zich in een schrijven tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gewend, waarin opgekomen wordt tegen de motiveering van den ministerieelen brief, waaruit immers geen andere conclusie kan worden ge trokken dan deze, dat de Minister tot tegemoetkoming bereid is, wanneer aan Zijne Excellentie zou zijn ge bleken, dat tengevolge van de belastingverhooging de bedrijven der Heerenveensche bioscoopondernemers ten gronde zijn gericht. Naar uit parlementaire kringen vernomen wordt, zul len bij de e.k. behandeling van de Begrooting van Justi tie in de Tweede Kamer de moeilijkheden, welke voor vele auteursrechtbetalenden in den lande door het optre den van Buma zijn ontstaan, besproken worden. In het Voorloopig Verslag is hieromtrent het volgende te lezen: „Eenige leden wezen op de moeilijkheden, welke blijkbaar telkens weer rijzen met Buma, zooals de tegenstanders van de regeling van het muziek- auteursrecht, neergelegd in de Wet van 11 Fe bruari 1932 (Staatsblad No. 45), reeds vreesden. Het schijnt, dat velen, die muziek uitvoeren, o.a. alle bioscopen, dientengevolge in het geheel geen vergoeding betalen. De Wet wordt dus onvol doende nageleefd. Acht de Minister, zoo werd ge vraagd, dezen toestand niet zoo bedenkelijk, dat deze hem aanleiding kan geven te overwegen, Bu ma te waarschuwen, dat, indien dit bureau zijn optreden niet verandert, de Minister gebruik zal maken van het hem bij de Wet gegeven recht tot het aanwijzen van een anderen concessionnaris?" Inmiddels ontvingen wij bericht, dat de Rechtbank te Roermond inzake een procedure van Bergen/Gema op Woensdag 29 November vonnis heeft gewezen, waarbij de vordering van Gema (Buma) is ontzegd op ongeveer dezelfde gronden, als waarop in de zaak Tuschinski/Gema (zie ons orgaan No. 3 van Juli 1934) de vordering aan Gema (Buma) is ontzegd. Ingevolge het bepaalde in artikel 8 der Statuten maakt het Hoofdbestuur bekend, dat een aanvrage om toelating tot het lidmaatschap van den Bond is inge komen van: Firma Gebrs. J. en F. de Rijk en J. van Bentum, exploiteerende drie bioscopen en wel te Uithoorn, Ab coude en Nieuwkoop. De firma is gevestigd Zijdstraat 14 te Aalsmeer. Voorts is ingekomen een verzoek om als donatrice te worden toegelaten van de commanditaire vennoot schap Uitgevers- en Advertentiebureau van Dam Co., gevestigd te Rotterdam, Coolsingel 69, die projectiedoe ken in bioscoop-theaters voor reclame-doeleinden pacht. Eventueele bezwaren tegen toelating moeten schrifte lijk vóór 10 December e.k. bij het Hoofdbestuur worden ingediend. Spreekuur Bondsdirecteur. De Directeur van den Nederlandschen Bioscoop- Bond houdt spreekuur: a. des Maandags van 12 tot 5 uur 's middags op de Filmbeurs; b. des Dinsdags (met uitzondering van den eersten Dinsdag der maand) van 's morgens 9 tot 12 uur op het Bondbureau; c. des Donderdags van 's morgens 9 tot 12 uur op het Bondsbureau. Het bestuur van de Stichting Bio Vacantieoord deelt ons mede, dat de Kerstcollecte in de bioscopen dit jaar op Vrijdag, 21 December een aanvang zal nemen. Het bestuur vertrouwt erop, dat alle bioscoop-direc ties in Nederland hun krachtdadige medewerking zullen verleenen om de opbrengst dezer collecte tot een nog hooger bedrag dan het vorig jaar op te voeren. Binnen enkele dagen zal het bestuur van de Stichting aan de leden van den Nederlandschen Bioscoop-Bond een verslag doen toekomen van de wederwaardigheden der Stichting, welk verslag vergezeld zal gaan van een uittreksel uit het accountantsrapport over het laatstelijk verschenen boekjaar. Het bestuur van de Stichting deelt nog mede, dat het giften heeft ontvangen van de navolgende bedragen: 1. ƒ70.25, als opbrengst van een collecte tijdens een feestmaaltijd van het Royal-concern te Am sterdam. 2. ƒ48.als opbrengst van een collecte tijdens een diner, aangeboden door den heer J. J. Otter te Amsterdam. 3. 4.van het personeel van NV. Polygoon te Haarlem als overblijfsel van een z.g.Sweep- stake. De moeilijkheden met Buma Officieele Mededeelingen. De Kerstcollecte van het Bio Vacantieoord Uitspraken Commissie van Geschillen. De Derde Kamer van de Commissie van Geschillen van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft in haar op Maandag, 15 Oc- tober 1934 gehouden zitting inzake het door den heer B. H. Ibe- lings te 's-Gravenhage aanhangig gemaakt geschil contra den heer R. Croonenberg, directeur van het Centraal Theater te Helmond, uitspraak gedaan, dat eischer's vordering moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eischer te betalen het gevorderd bedrag, als mede de geschilkosten a 20.zulks op grond van de overweging: dat eischer stelt, dat hij zijn bemiddeling heeft verleend voor het tot stand komen van een overeenkomst tusschen gedaagde en het revuegezelschap van den heer W. C. Doorlay, waarvoor hij een provisie heeft bedongen van 5 pet. der in die overeenkomst bepaal de gage, doch dat gedaagde in gebreke is gebleven om deze provisie van de gage af te houden en hem dit provisiebedrag uit te betalen, zooals was overeengekomen; dat eischer verder stelt, dat gedaagde hem na het aanhangig maken van het geschil nog een gedeelte van het gevorderd bedrag heeft doen toekomen, zoodat hij zijn vordering dienovereenkomstig heeft teruggebracht; dat gedaagde ontkent, dat de door eischer bedongen provisie 5 pet. van het gagebedrag zou bedragen en er zich op beroept, dat hij bij het afsluiten van de mondelinge overeenkomst met gedaag de weliswaar heeft toegezegd de toestemming van voornoemden heer Doorlay te trachten te verkrijgen om 5 pet. provisie van het gagebedrag af te houden, doch er daarbij op gewezen heeft, dat de heer Doorlay vermoedelijk niet meer dan 3 pet. provisie voor eischer zou willen afstaan, hetgeen ook bij het afsluiten van de overeenkomst met den heer Doorlay het geval bleek te zijn, wes halve gedaagde meent te kunnen volstaan met aan eischer 3 pet. provisie uit te betalen; dat gedaagde zich dan ook op het standpunt stelt, dat hij door de betaling van 3 aan zijn verplichtingen tegenover eischer geheel heeft voldaan; dat eischer zich beroept op zijn aan gedaagde gezonden brief van 18 Juli 1934, waarbij hij bevestigd heeft, dat hij gedaagde 5 pet. der totale gage van den heer Doorlay in rekening zou brengen, na ontvangst van welken brief gedaagde de overeenkomst met den heer Doorlay gesloten heeft zonder aan eischeres te berichten, dat hij met de provisie van 5 pet. niet accoord ging; dat gedaagde hiertegenover stelt, dat hij zich groote inspanning getroost heeft om het optreden van het revuegezelschap van den heer Doorlay in Nederland mogelijk te maken en dat hij daarbij van eischer niet voldoende medewerking zou hebben ondervonden, hetgeen eischer bestrijdt; dat de Commissie als vaststaand aanneemt, dat tusschen par tijen overeengekomen is, dat gedaagde 5 pet. der aan het revue gezelschap van den heer Doorlay door gedaagde te betalen gage bedrag aan eischer zou voldoen, wijl gedaagde, indien hij met dit percentage niet accoord zou zijn gegaan, onmiddellijk na ontvangst van de schriftelijke bevestiging der overeenkomst dd. 18 Juli 1934 aan eischer had behooren mede te deelen, dat de in die bevestiging vermelde provisie van 5 pet. niet in overeenstemming was met de gemaakte afspraak; dat gedaagde, door op het voornoemd schrijven van eischerdd. 18 Juli niet te reageeren, althans niet eerder dan nadat het optre<-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1934 | | pagina 2