MAANDELIJKSCHE MED EDEELINGEN. telijke voorstelling van de rechtbank aanvaardend, acht ik het juist, dat Tuschinski niet onrechtmatig gehandeld heeft. Spreker gaf als zijn meening te kennen, dat een componist, die goedkeurt dat een zijner werken in een geluidsfilm wordt opgenomen, daarmede zijn algemeen recht om te beletten, dat anderen zijn product zonder toe stemming openbaar maken, beperkt. Na zijn schepping kan hij iedereen openbaarmaking verbieden. Keurt hij goed, dat zijn werk in de geluids film wordt opgenomen, dan is hij daarmede een gedeelte van zijn recht kwijt. Het recht van den maker van een verzamelwerk zou anders tamelijk wel denkbeeldig worden. Op deze gronden concludeerde Mr. Besier tot ver werping van het beroep en veroordeeling van eischeres in de kosten. Zooals in het vorig nummer van de „Maandelijksche Mededeelingen" reeds was aangekondigd, is er in de Tweede Kamer van de Staten-Generaal een debat ge voerd over de met Buma gerezen moeilijkheden. Wij laten hieronder volgen een uittreksel van het stenografisch verslag van de zitting der Tweede Kamer op 4 December j.L, in welke zitting de begrooting van Justitie is behandeld, waarbij verschillende kamerleden de Buma-kwestie bespraken, Mej. Mr. Katz (Christ. Hist.) zeide: „Ten slotte een enkel woord over een kwestie, die mij enkele jaren geleden ook sterk heeft beziggehouden: het muziekauteursrecht. Ook hier vind ik gemeenschaps belang en individueele rechten. Om het gemeenschaps belang te dienen, heeft de vorige minister gemeend, het wetsontwerp te moeten indienen en later slechts één concessionaris te moeten benoemen, zoodoende een monopolie scheppend. ïk vond het kras. dat men op deze wijze de menschen dwong de rechten, die hun nog wel internationaal gewaarborgd waren, op te dragen aan iemand, die hun van Regeeringswege werd opge drongen. Maar hoe men hier ook over oordeelt, de be doeling van de wet was om een beteren toestand in het leven te roepen, al vreesde ik direct, dat dit niet zou gelukken en dat juist grootere verwarring het ge volg zou zijn. Nu de wet er eenmaal is, heeft ons volk, hebben vooral de menschen, om wier rechten het hier gaat, er recht op, dat zij nu ook wordt uitgevoerd en goed' uitgevoerd. Zij wordt echter in sommige deelen niet uitgevoerd, noch goed uitgevoerd. Wat toch is het geval? Toen deze wet aan de orde kwam, heeft men er al op gewezen, dat, toen men twee lichamen had, zij elkander eenigszins in evenwicht hiel den en op eikaars fouten letten, maar dat, wanneer men een monopolie zou krijgen, er wel eens machts misbruik zou kunnen komen. Nu is er Regeeringstoezicht ingesteld, maar ik zou willen vragen: is dat toezicht wel sterk genoeg, want hoe kunnen anders deze toestanden zijn ontstaan? Men heeft mij medegedeeld, dat de tarieven zeer hoog zijn. Indertijd is er op gewezen, dat de Buma zijn bedrijf en zijn beheer soberder behoorde in te richten. Is dat geschied? In ieder geval zijn bij de vroegere kosten nog gekomen de kosten wegens het Regeeringstoezicht Kan de Minister iets mededeelen over de tarieven? Is het juist, dat deze veel hooger zijn dan ze waren bij de Sacem? Bovendien blijven er allerwege klachten bestaan over niet genoegzame plooibaarheid van de Buma. Het kan natuurlijk zijn, dat men daaromtrent overdrijft; men moet alles van twee kanten bezien, maar zeker is, dat ten aanzien van de bioscopen het feit daar is, dat de wet niet wordt uitgevoerd, want de bioscopen betalen niets en de Minister moet zelf erkennen, dat dat een zeer onbevredigende toestand is. De Minister heeft getracht partijen tot elkaar te bren gen. Dat is mislukt. Nu zegt de Minister: men moet oppassen en niet de schuld aan één zijde zoeken. Na tuurlijk, Mijnheer de Voorzitter, dat moet men nooit doen, maar ik zou toch deze positieve vraag aan den Minister willen stellen: waarom is die verzoening mis lukt? Mij is medegedeeld, en als het niet waar is, wil ik het gaarne hooren, dat de Bioscoop-Bond bereid was de arbitrage te aanvaarden, maar dat de Buma gewei gerd heeft. Ik zou daarom gaarne van den Minister hooren, hoe dat zit, omdat ik dit belangrijk acht. In elk geval herhaal ik: de bioscopen betalen niets, ondanks ontelbare procedures; de wet wordt dus te hun nen aanzien niet uitgevoerd, De Regeering heeft door deze wet te maken mede verantwoordelijkheid gekregen voor den gang van zaken. Volgens art. 30a van de Wet zal de Regeering toe zicht uitoefenen en dat toezicht zou betreffen de wijze, waarop degene, die bemiddeling verleent, de hem opge dragen taak vervult. Intrekking der vergunning zou vol gens art. 2 van den algemeenen maatregel van bestuur van 12 October 1932 geschieden, indien de concessio naris niet meer voldoende waarborgen bood voor de bepalingen van het besluit en voor een behoorlijke uit oefening van het bedrijf. Art. 11 zegt, dat de Regee- ringscommissaris zich op de hoogte moet houden van de wijze, waarop de concessionaris zijn bedrijf uitoefent. „Daarbij let hij erop, of de algemeene regels van goed beheer worden gevolgd" en bok of en dat is heel belangrijk „de belangen van hen, die muziekwerken in het openbaar uitvoeren of laten uitvoeren, niet wor den veronachtzaamd". Ik hoop, dat de Minister het niet zal laten bij die enkele volzinnen in de Memorie van Antwoord, en er zich niet langer zal afmaken door te zeggen: wij moeten de schuld niet aan één kant zoeken. Zoo is de Minister er niet af. Ik hoop, dat de Minister deze zaak grondig zal onderzoeken en zal nagaan, of hier werkelijk reke ning wordt gehouden, zooals het volgens den algemee nen maatregel van bestuur behoort, met de belangen van de menschen, die muziekwerken in het openbaar uit voeren of laten uitvoeren. Wanneer de Minister zou meenen, dat dit wel zoo is, dan kan hij misschien in deze iets doen, door dit in het openbaar goed duidelijk te maken. Meent Zijne Excellentie echter, dat het niet zoo is, dan ben ik van oordeel, dat de tijd. gekomen is om een ernstige waarschuwing te laten Tiooren aan dengene, die thans eenige concessionaris is geworden, in dezen geest, dat de Minister dan dient te zeggen: wanneer dit niet verandert en verbetert, zal de concessie moeten worden ingetrokken, iets, waarvoor bij den algemeenen maatregel van bestuur de mogelijkheid is opengelaten. Mevr. Mr. Bakker-Nort (V.D.) zeide: Thans blijft nog over enkele opmerkingen te maken over de Auteurswet, speciaal over de verhouding van Buma tot degenen, die verplicht zijn muziekauteurs- rechten te betalen. Door drie belangrijke groepen van consumenten van muziek, n.1. de omroepvereenigingen, de Bioscoop-Bond en de Nederlandsche Bond van Kof fiehuishouders, Restauranthouders en Slijters, wordt ge klaagd over de willekeur in het optreden van Buma, en de hooge, eenzijdig vastgestelde tarieven, waarbij mis bruik zou worden gemaakt van de monopolie-positie door Buma. Reeds bij het totstandkomen van de wijziging van de Auteurswet van 1928, waarbij de bedoeling voorzat om Buma als eenig concessionaris van een inningsbureau voor muziekauteursrechten te laten optreden, heb ik mij daartegen verzet. Waarom? Ik wil dit in het kort mede deelen. Omdat reeds vóórdat Buma deze monopolis tische positie innam, er alom in ons land werd geklaagd over het optreden, de willekeur en de hooge tarieven van dit bureau. Zeker, ook over het Fransche bureau, de Sacem, bestonden klachten, doch volgens veler oor- Kamerdebat over Buma.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1935 | | pagina 4