MAANDELIJKSCHE M E DEDEELINGEN. deel was deze société veel soepeler in haar optreden. Ik ontken niet, dat er, vóór we een nationaal bureau hadden, ook vele moeilijkheden en veel strijd bestond, door het bestaan van twee bureaux naast elkaar. Ik vreesde echter, en naar het mij schijnt, terecht, dat de moeilijkheden nog grooter zouden worden als de Buma als alleenheerscher op dit gebied zou optreden. In hun nota's maken degenen, die zich over Buma beklagen, gewag van exorbitant hooge tarieven, waar van de grondslagen niet van willekeur zouden vrij te pleiten zijn. De Bioscoop-Bond spreekt van een verhoo ging zelfs van 400 pet., terwijl ook de andere vereeni- gingen enorm schijnende verhoogingen van het tarief moeten betalen. Hierbij wil ik opmerken, dat een pas sage m de nota van Buma mij schijnt te duiden op een eenigszins wonderlijke mentaliteit in deze. Wanneer in de nota van Buma wordt gesproken over het vor deren van een tarief van \x/2 pet. van de recette van de bioscoopvoorstellingen, zegt Buma in zijn nota: het is niet veel, als men het vergelijkt met wat de gemeente heft aan vermakelijkheidsbelasting. Mijnheer de Voor zitter! Die vergelijking gaat absoluut mank, want hoe kan men een openbaar lichaam, dat het recht heeft, belas tingen te vorderen, vergelijken met een bureau tot inning van auteursrechten, die het recht tot belasting heffing niet bezit. Mijnheer de Voorzitter! Zonder ver der onderzoek wil ik geen oordeel uitspreken over deze tarieven. Maar wel schijnt het mij toe, dat voor al die drie groepen van klagers grondslagen voor de bereke ning zijn aangenomen, die niet van Willekeur en het ver keerd toepassen van voorbeelden uit het buitenland zijn vrij te pleiten. Zoo lijkt het mij niet redelijk, dat de omroepvereeni- gingen een bedrag per luisteraar voor haar muziekuit voeringen aan Buma moeten betalen, terwijl hier niet, zooals in het buitenland, verplichte retributie aan de omroepvereenigingen bestaat, doch haar inkomen be staat uit vrijwillige bijdragen. Even vreemd lijken mij de grondslagen voor de kof fie- en restauranthouders, o.a. de grootte der lokalen, vergunning of verlof A, die niets te maken hebben met de draagkracht der exploitanten. Maar Mijnheer de Voorzitter, dit is niet mijn grootste bezwaar. Veel erger en in strijd met de bedoeling van de wet acht ik het, dat van het aan muziekauteurs- rechten geïnde geld zoo bitter weinig terecht komt in de zakken van hen, voor wie het is bestemd, de com ponisten. Meer dan de helft ervan gaat immers weg aan perceptie- en contrölekosten. Ik was altijd zoo naïef te meenen, dat de Auteurswet beoogde aan de auteurs en componisten een billijk hono rarium te verzekeren voor het gebruik van hun geeste lijk eigendom. Dit blijkt een illusie te zijn. De Auteurswet schijnt veel meer in het leven geroepen te zijn om een innings bureau met zijn staf van controleurs en administratie te onderhouden. Het leeuwendeel, dat binnenkomt, gaat immers aan deze kosten weg. Billijkheidshalve moet ik ook de advocaten noemen, die bij de talrijke processen, door het Buma gevoerd, belang hebben. Mijnheer de Voorzitter! Ik wil er den nadruk op leggen, dat dit geen speciaal verwijt is aan het adres van Buma. Ook bij de buitenlandsche bureaux komen hooge exploitatie kosten voor. De fout ligt m.i. aan het verkeerde systeem van inning, dat wordt toegepast. Dit is te omslachtig en te kostbaar. En het schijnt mij, dat een andere, minder kostbare wijze van inning mogelijk is. Degenen toch, die in het openbaar muziek uitvoeren, zijn meest allen in bonden georganiseerd en geconcentreerd. Kan het nu niet van Regeeringswege worden bevorderd, dat door deze bonden collectieve contracten worden afgesloten met de vertegenwoordigers der componisten, waardoor de groote kosten van controle en inning zouden ver vallen? Door een dergelijk collectief optreden der organisa ties zouden dezen groote kosten worden bespaard, in de eerste plaats ten behoeve van de rechthebbenden, de componisten, en in de tweede plaats van de muziekcon- sumenten zelf, omdat door de economische wijze van inning der auteursrechten de tarieven verlaagd zouden kunnen worden. Dan zou ik nog een ander denkbeeld willen opperen en den Minister willen verzoeken dit te overwegen. Het blijkt, dat bij geschillen over tarieven de Regee- ringscommissaris en de commissie van overleg niet tot een oplossing kunnen komen. En ik vraag mij af, waar om zou bij dergelijke geschillen niet de vorm van arbi trage kunnen worden toegepast, die o.a. bij den graan handel met zooveel succes over de belangrijkste kwes ties en over enorme bedragen wordt gebruikt. Processen voor den rechter komen bij den graan handel bijna niet voor. Alle partijen onderwerpen zich vrijwillig aan de uitspraak der arbitragecommissie. Welk een verschil met het aantal processen met de inning der auteursrechten, waarbij het aantal processen legio is. Ik hoop, dat de Minister deze denkbeelden eens zal willen overwegen in het belang van de componisten, die recht hebben op de gelden, en in de tweede plaats in het belang dergenen, die verplicht zijn auteursrechten te betalen. De heer Mr, Terpstra (A.R.) zeide: Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, nog iets over de uitvoering van de Auteurswet 1912 in verband met de Buma. Naar mijn meening dient bij de behandeling van deze zaak voorop te staan, dat de bepalingen van de wet en de herziene Berner Conventie, v/aartoe ons land toegetreden is, gehandhaafd moeten worden Niet slechts uit eerbied voor de wet en het verdrag, maar ook ter bescherming van den geestelijken eigendom. Uit dit oog punt is de toestand thans niet geheel bevredigend. Door een gedeelte der muziekuitvoerenden: bioscopen, de om roepvereenigingen en een deel der koffiehuizen en res taurants, wordt de wet eenvoudig niet nageleefd en men komt daar ook openlijk voor uit. Men beroept zich, ter rechtvaardiging hiervan, op de houding van de Buma, met name op de hooge tarieven. Wat deze tarieven betreft, na lezing van een stapel brieven, memories en contra-memories en na raadple ging van enkele deskundigen buiten de betrokken par tijen, zou ik de uitspraak niet voor mijn rekening durven nemen, dat de tarieven, thans door Buma vastgesteld, te hoog zijn. Maar de Minister, die immers door den Regeeringscommissaris op de Buma toezicht houdt en desgewenscht de beide partijen tezamen kan doen hoo- ren, kan omtrent de redelijkheid van de tarieven beter tot een juiste conclusie komen dan een gewoon Kamer lid. Acht ook de Minister de bedragen, die Buma vraagt, exorbitant hoog, dan is het, behoudens ten aanzien van een enkel onderdeel, in verband met de Berner Con ventie, niet mogelijk, dat Zijne Excellentie het tarief vaststelt. Doch ik maak mij sterk, dat de Minister in zoo'n geval slechts een wenk behoeft te geven aan den concessionaris, Buma, om deze, voor zoover noodig, tot andere gedachten te brengen. Ik heb omtrent de tegenwoordige leiding van de Buma zeer gunstige informaties ontvangen en het schijnt ook wel vast te staan, dat de verhouding tusschen Buma en de beoefenaars van ernstige muziek, het concert wezen, de vereeniging Horecaf, verschillende organi saties van kleine café's e.d, goed is. De moeilijkheden met de onwilligen zijn echter zeer groot en dit maakt het voor de goedwillenden moeilijker en zou tenslotte de geheele naleving van de wet in gevaar kunnen brengen. Dit maakt de perceptiekosten absoluut en relatief te hoog. Tegenover de onwilligen moet Buma haar recht halen via rechterlijke vonnissen. Dit is een moeizame weg. Stel U voor, dat de Overheid op deze wijze haar belastingen moest innen. De vergelijking gaat niet geheel op natuurlijk, ik weet dit ook wel; dit is geen belasting, maar een privaatrech telijke schuld. Doch een publiekrechtelijke kant, als ge-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1935 | | pagina 5