MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN.
ratie enz. Blijkbaar is de mentaliteit geweest tot elkaar
te komen. Het zijn juist de Bioscoop-Bond, die wel meer
van zich heeft doen hooren, de Bond van kleinere koffie
huizen en slijters, en de omroepvereenigingen, die in
zekeren zin op voet van oorlog leven met Buma. Met
betrekking tot de bioscopen heb ik destijds getracht te
komen tot arbitrage; zoowel Buma als de Bioscoop-
Bond waren daarvoor te vinden, waren daartoe prin
cipieel bereid. Toen heb ik een acte van compromis
opgemaakt en die acte van compromis is onder zekere
kleine reserves (die Buma eventueel ook weer losge
laten zou hebben) door Buma aanvaard.
Toen die acte naar de andere partij gestuurd was.
bleek, dat men zoodanige wijziging en omwerking en
andere grondslagen daarvan wenschte, dat de zaak
misgeloopen is en de arbitrage niet is geslaagd.
Iets anders is het met de radio. Ik meen, dat de ge
achte afgevaardigde Mej. Katz heeft opgemerkt, dat
Buma geweigerd heeft arbitrage te aanvaarden. In dat
opzicht was die geachte afgevaardigde minder juist in
gelicht, want juist dezer dagen heb ik van de Buma
bericht gekregen, dat de arbitrage zal worden aanvaard
ten aanzien van de tarieven over het jaar 1934. Ik ben
van voornemen om die arbitrage voort te stuwen. Ver
moedelijk zal ik zelf de arbiters benoemen, en ik hoop,
dat dat ertoe zal leiden, dat de grondslagen gelegd
worden voor een betere verhouding althans tusschen
Buma en de omroepvereenigingen.
Op dit oogenblik kan ik niet verder gaan. Wanneer
tenslotte de hoogst ongewenschte toestand ontstaat, die
hierop neerkomt, dat de verschillende vereenigingen niet
betalen, dat het eindigt met allerlei processen, en wan
neer daaraan een einde meet komen, dan zal ik over
wegen, of ik misschien zelf een commissie zal benoemen,
die mij voorlichting zal geven omtrent de billijkheid van
de tarieven. Dan zal ik niet een commissie benoemen in
samenwerking met de verschillende vereenigingen, maar
een commissie die ik voor mij zelf instel en die mij zal
adviseeren.
Zoo die commissie tot de conclusie mocht komen, dat
Buma ongelijk heeft, dat zij buitensporige tarieven heft.
dan weet ik, welke maatregelen te nemen. Maar aan
den anderen kant, wanneer de commissie tot de conclusie
komt, dat er geen misbruik gemaakt wordt door Buma,
dan spreekt het vanzelf, dat dit bureau zijn consequenties
zal trekken, die ik alsdan niet zal kunnen tegengaan.
Bij de replieken zeide Mej. mr. Katz nog:
De Minister heeft gezegd, dat het eigenlijk alleen een
kwestie van tarieven was. Dat is allerminst juist. Het is
niet alleen een kwestie van tarieven en het is ook niet
alleen een kwestie van machtsmisbruik. In den algemee-
nen maatregel van bestuur van 11 Februari 1932, die
na invoering van de wet is uitgevaardigd, is bepaald,
dat toezicht zal worden uitgeoefend betreffende de
wijze, waarop degene, die bemiddeling verleent, de hem
opgedragen taak vervult, dat is dus ruim gesteld, en in
den algemeenen maatregel van bestuur van October
1932 staat, dat de Regeeringscommissaris moet toezien
of een goed beheer gevoerd wordt en ook of de belan
gen van hen, die muziekwerken in het openbaar uitvoe
ren of laten uitvoeren niet worden veronachtzaamd. Nu
meen ik juist, dat het te betwijfelen valt, of hier een
goed beheer gevoerd wordt en of de belangen van de
genen, die muziekwerken uitvoeren of laten uitvoeren
goed worden behartigd.
De Minister heeft gezegd: De Buma is een orgaan
van de auteurs en die zijn bevoegd te eischen wat zij
willen, maar wat is voor velen van de auteurs daarvan
overgebleven. Nu kan men wel zeggen, dat er zoo velen
zijn, die met de Buma in vriendschap leven, maar wan
neer de Minister zelf drie zulke groote lichamen noemt,
die meenen, dat tegenover hen niet met soepelheid wordt
opgetreden en dat hun belangen niet worden behartigd,
dan moet dat toch zeker voor den Minister een reden
zijn om op te treden. De wet wordt op deze wijze ten
aanzien van de bioscopen zelfs niet uitgevoerd.
Het is goed, dat de Minister heeft toegezegd, dat, als
het niet verandert, hij een commissie zal benoemen om
hem te adviseeren over de tarieven. Ik meen echter, dat
de Minister er daarmede nog niet is, maar dat hij ook
verder ernstig zal moeten onderzoeken hoe het beheer
is, hoe de belangen behartigd worden van de menschen,
wier belangen behartigd moeten worden, en wat aan de
auteurs zelf ten goede komt. Wanneer de Minister ge
gronde twijfel mocht koesteren of dit alles in orde is, een
twijfel, die bij mij is gerezen, dan hoop ik, dat hij een
ernstige waarschuwing aan de Buma zal laten hooren.
De Minister heeft zelf gezegd, dat hij, wanneer hem zou
blijken, dat het niet in orde was, zou weten wat hem
te doen stond. Ik hoop dus, dat de Minister de zaak nog
dieper zal onderzoeken.
Daarop heeft de Minister van Justitie, de heer Mr.
van Schaik nog het volgende gezegd:
,,Er is door Mej. Katz nog iets gezegd over de Buma,
n.1. dat het niet alleen een tariefskwestie zou zijn. Wan
neer ik de zaak verder onder oogen zal zien en zal
nagaan, wat er te doen zal zijn, zal ik stellig met de op
merkingen van de geachte afgevaardigde rekening hou
den."
Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond deelt naar aanleiding van voormeld Kamerdebat
het volgende mede:
Bij de discussie in de Tweede Kamer heeft de Minis
ter van Justitie, sprekende over den Nederlandschen
Bioscoop-Bond die volgens Zijne Excellentie in zekeren
zin op voet van oorlog met Buma zou leven, het vol
gende gezegd (Handelingen der Tweede Kamer van 6
December 1934 No. 842/43):
„Met betrekking tot de bioscopen heb ik destijds
getracht te komen tot arbitrage; zoowel Buma als
de Bioscoop-Bond waren daarvoor te vinden, wa
ren daartoe principieel bereid. Toen heb ik een acte
van compromis opgemaakt en die acte van com
promis is onder zekere kleine reserves (die Buma
eventueel ook wel weer losgelaten zou hebben)
door Buma aanvaard.
Toen die acte naar de andere partij gestuurd
werd, bleek, dat men zoodanige wijziging en om
werking en andere grondslagen daarvan wensch
te, dat de zaak misgeloopen is en de arbitrage niet
is geslaagd."
Deze mededeeling van den Minister zou den indruk
kunnen wekken, dat „de andere partij", waarmede Zijne
Excellentie bedoelt den Nederlandschen Bioscoop-Bond,
de arbitrage heeft laten mislukken, terwijl de mislukking
aan geen ander dan aan Buma geweten kan worden.
's Minister's mededeelingen over het verloop dezer
aangelegenheid zijn op zijn minst niet volledig. De ge
dachte om tot arbitrage te komen is opgekomen bij den
Ministers tijdens een onderhoud, hetwelk vertegenwoor
digers van den Nederlandschen Bioscoop-Bond met
Zijne Excellentie hebben gehad. Onmiddellijk hebben
deze vertegenwoordigers zich in beginsel voor deze ge
dachte verklaard. Na ontvangst van de acte van com
promis, waarover de Minister in de Tweede Kamer ge
sproken heeft, zijn op het Departement van Justitie be
sprekingen gehouden met den Raadsadviseur van den
Minister, als uitvloeisel waarvan de Nederlandsche Bio
scoop-Bond aan genoemden functionnaris een concept
acte heeft doen toekomen, waarbij de Bond zich bereid
verklaarde dit concept mondeling aan den Bondsadvi
seur toe te lichten of over eventueel door Buma ge-
wenschte wijzigingen met den Raadsadviseur, alsmede
in diens tegenwoordigheid met Buma mondeling over
leg te plegen. De Raadsadviseur, die het concept aan
Buma had doorgezonden, heeft echter een maand na
ontvangst van dit concept aan den Bioscoop-Bond me-
Een verweer van het bondsbestuur.