MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN.
t
twijfel aan bestaat, dat de film „Malle Gevallen" door geïntimeer-
,de's vennootschap, die absoluut niets met de combinatie van de
onderteekenaren der acte van 22 November 1933 te maken zou
hebben, is vervaardigd, waartegenover appellante aanvoert, dat geïn-
timeerde persoonlijk lid van de combinatie was en dat de heeren
Speyer en Meyer, die eveneens deze acte hebben onderteekend, welis
waar in dienst van geïntimeerde aan de film „Malle Gevallen" heb
ben medegewerkt, doch op voorwaarden, die volkomen analoog zijn
aan de onderlinge verhouding zooals die omschreven staat in de
door partijen geteekende acte, terwijl bovendien de film „Malle
Gevallen" geproduceerd is in de studio van de N.V. Marconi (Cine-
tone);
dat de Raad van Beroep deze grieven ongegrond acht;
dat immers de Raad met de Commissie van Geschillen van oordeel
is, dat zelfs, ongeacht de verklaringen van den heer Mr. Peters
betreffende de bedoeling van het opnemen van art. 8 in de acte
van 22 November 1933 luidende: „ten slotte komen partijen nog
overeen, om, indien zij over zullen gaan tot het vervaardigen van
andere films, daaromtrent in overleg te zullen treden met den heer
J. Veerman, directeur van het Royal Concern, en dit Concern een
voorkeursrecht voor deze films te verleenen", de redactie van dit
artikel geen twijfel openlaat hieromtrent, dat appellante aan het be
paalde in dit artikel nimmer eenig recht op overleg met den heer
Veerman of een voorkeursrecht kan ontleenen, wanneer, gelijk in
het onderhavig geval een der partijen uit de combinatie, echter bui
ten de combinatie om, zich met het produceeren van films onledig
gaat houden;
dat daargelaten of geïntimeerde al dan niet iets met de bedoelde
combinatie (de onderteekenaren der acte) heeft uit te staan, geïnti
meerde persoonlijk op grond van art. 8 der meergenoemde acte geen
enkele verplichting tegenover appellante heeft (gehad);
dat de Commissie van Geschillen dan ook terecht aan appellante
haar vordering heeft ontzegd en haar vonnis dus moet worden be
vestigd.
Inzake het door den heer H. L. Wöhler Jr„ exploitant van het
Roxy Theater te Eindhoven, aanhangig gemaakt hooger beroep van
de uitspraak der Commissie van Geschillen, gewezen op 5 Novem
ber 1934 in een geschil van den heer H. Gianottcn te Tilburg con
tra den heer H. L. Wöhler Jr. te Eindhoven, dat het vonnis waar
van beroep moet worden bevestigd met veroordeeling van appellant
(Wöhler) in de arbitragekosten in beide instanties, bedragende
60.zulks op grond van de overweging:
dat appellant's voornaamste grief tegen het vonnis der Commissie
van Geschillen hierop neerkomt, dat de Commissie van Geschillen
ten onrechte ongegrond zou hebben verklaard zijn beroep, dat leve
ranties, welke geïntimeerde hem op 6 Juli 1934 en andere daaraan
voorafgaande data heeft gedaan, reeds zouden zijn inbegrepen in de
kwitantie, gedateerd 4 Juli 1934, ten bedrage van 120.en dus in
mindering van het gevorderd bedrag zouden moeten worden ge
bracht;
dat uit de aan den Raad van Beroep overgelegde stukken blijkt,
dat het factuurbedrag aanvankelijk bedroeg 134.50, zijnde een
aantal posten van het jaar 1933 tot en met 7 Januari 1934 en dat
deze vordering met de kwitantie van 4 Juli 1934 voor een bedrag
van 120.door partijen is afgemaakt;
dat, waar de laatste post voorkomende op de factuur, behoorende
bij de kwitantie van 4 Juli 1934, 7 Januari gedateerd is, niet juist kan
worden geacht, waarop appellant zich beroept, n.1. dat facturen voor
leveranties in de maanden Juni en Juli 1934 in het bedrag van
120.begrepen zouden zijn;
dat de Raad, die zich met de motiveering, welke aan de beslissing
der Commissie van Geschillen ten grondslag ligt, geheel kan ver
eenigen, het beroep van appellant ongegrond acht;
dat de Commissie van Geschillen terecht aan geïntimeerde haar
vordering heeft toegewezen en dus haar vonnis moet worden be
vestigd.
Inzake het door de N.V. City Film te 's-Gravenhage aanhangig
gemaakt hooger beroep van de beslissing van de Commissie van
Geschillen (Derde Kamer), gewezen op 12 September 1934 inzake
het door voornoemde N.V. City Film aanhangig gemaakt geschil
contra den heer S. den Hartogh, vroeger exploiteerende het theater
Lumière te Rotterdam, in hoogste instantie uitspraak gedaan, dat het
vonnis waarvan beroep moet worden bevestigd, zij het niet geheel
op dezelfde gronden als waarop de Commissie van Geschillen haar
uitspraak heeft gebaseerd, met veroordeeling van appellante (City)
in de kosten van het hooger beroep, bedragende 40.zulks op
grond van de overweging:
dat de grieven van appellante tegen het bestreden vonnis hierop
neerkomen:
Ie. dat de Commissie ten onrechte appellante beschouwt als opvol
ger van geïntimeerde (den Hartogh) voor wat betreft de exploitatie
van het theater Lumière te Rotterdam, daar dit theater niet door
appellante doch door de N.V. City Theater te 's-Gravenhage wordt
geëxploiteerd;
2e. dat de in art. 3 van het tusschen partijen gesloten contract
voorkomende clausule, waarbij aan den huurder (den Hartogh) de
verplichting is opgelegd zijn opvolger te verplichten tot verdere
nakoming van het contract en tegenover verhuurder (appellante)
daarvoor garant te blijven, door de Commissie ten onrechte is op
gevat als een verplichting, welke op appellante zou kunnen drukken;
dat de Raad van Beroep het met appellante eens is, dat op grond
van de z.g. opvolgingsclausule in het contract appellante's eisen niet
kan worden ontzegd, gelijk de Commissie van Geschillen heeft ge
daan, daar ongeacht wie als opvolger van geïntimeerde bij de ex
ploitatie van het theater Lumière te Rotterdam is te beschouwen, de
huurder (dat is geïntimeerde) verantwoordelijk blijft voor de uit
voering van deze bepaling van het contract;
dat echter uit het door den Raad van Beroep ingesteld onderzoek
is gebleken, dat er voor geïntimeerde geen enkele verplichting meer
bestond ten aanzien van het oude, op 16 Januari 1933 afgesloten
contract, omdat er geen twijfel over kan bestaan, dat de films, die
appellante na den einddatum van dat contract aan geïntimeerde
heeft geleverd, geleverd zijn ter vervanging van de niet afgenomen
films van het oude contract;
dat het immers een integreerend deel van de tusschen geïntimeer
de en zijn crediteuren getroffen regeling was, dat geen nieuwe over
eenkomsten mochten worden afgesloten, zoodat in de levering van
de films door appellante ten tijde dat deze regeling van kracht was,
niet anders kan worden gezien dan een uitvoering van het oude
contract;
dat, waar bovendien vaststaat, dat door appellante aan geïnti
meerde meer dan vier films zijn geleverd gedurende de periode van
vorenbedoelde regeling en door geïntimeerde gedurende dien tijd aan
appellante meer is betaald dan het gedeclareerd bedrag van 1850.
het beroep ongegrond moet worden geacht;
dat de Commissie van Geschillen terecht aan appellante het ge
deelte harer vordering betreffende betaling van filmhuur voor de
vier niet afgenomen films heeft ontzegd en dus haar vonnis moet
worden bevestigd.
VERZOEKEN OM INSCHRIJVING IN HET NAAM
REGISTER.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister, zijn de
navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naam
register gedaan:
Datum
Titels waaronder de films
Naam van den houder
waarop in
in Nederland worden uit
schrijving ver
zocht is
gebracht
der exploitatie-rechten
28 Dec. 1934
Avonturen van Casanova
Ufa Mij. voor Film- en
Bioscoopbedrijf
31
Leiden's Ontzet
Filmverhuurkantoor
„Monopole"
4 Jan. 1935
Itto
Muntfilm
4
Abdul Hamid, de Roode
Sultan
4
Het huis in de duinen
5
Schuld en boete
Nova Film
7
Het leven gaat verder
N.V. Netherlands Fox
Film Corporation
7
Een ongewenschte echt
genoot
8
Azef, de verrader
Ufa Mij. voor Film- en
Bioscoopbedrijf
8
Peterburgsche nachten
19
Moord in de Stratosfeer
N.V. Meteor Film
19
'n Nacht in Sing-Sing
19
Op 1600 Meter diepte
22
Flirtation Walk
Warner Bros First Na
tional Pictures N.V.
22
Ik ben een dief
22
De auto-kampioen
22
Tusschen twee werelden
22
Jeugd in nood
22
Moord in de wolken
22
De witte papegaai
22
De opschepper
22
De vrouw, die de moed had
22
De vlucht naar 't geluk
23
Episode
N.V. City Film
28
Een midzomernachtdroom
Warner Bros First
National Pictures N.V.
28
De kleine Madonna
28
Golddiggers van 1935
28
De zwarte hel
28
Casino de Paris
28
Captain de Paris
29
Het lied der liefde
Muntfilm
29
Prima Donna
N.V. Paramount Films
29
So endete eine Liebe
Lumina Film
30
Letzte Liebe
N.V. Monopole Film
30
David Golden
Express-Film
5
Familieschandaal
N.V. Paramount Films
5 Febr.
De Pantoffelheld
8
De Man van Mevrouw
Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrij
ving, welke vóór 22 Februari e.k. na de verschijning van dit orgaan
schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend, raad
plege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister.
Bij inschrijving van dezen titel zal de titel „De Tooverviool",
welke onder No. 271 ten name van de Ufa staat ingeschreven, ko
men te vervallen.
Bij inschrijving van dezen titel zal de titel ,,Ik houd alleen
van jou", welke onder No. 296 ten name van de Muntfilm staat
ingeschreven, komen te vervallen.