MAANDELIJKSCHE M E D EDEELINGEN.
De heer B. Mendes (Amsterdam) verzoekt in de
studiecommissie ook iemand te benoemen, die geen film
verhuurder of theater-exploitant is, bijv. een drukker of
een bouwer.
De heer W. P. Peters (Venlo) vraagt, wat er zal
gebeuren, indien het huurcontract tusschen een lid van
den Bond en den eigenaar van een gebouw expireert.
De heer G. Visser (Baarn) verzoekt een naderen
uitleg te willen geven van hetgeen met het sub 3b van
het concept-besluit wordt bedoeld.
De heer W. van Steenwijk 's-Gravenhage)
zegt, dat de Afdeeling Den Haag er bezwaar tegen
heeft, dat het aantal reclamebureaux niet zou mogen
worden uitgebreid, daar men vreest, dat de thans be
staande bureaux zich na het aannemen van het besluit
nopens de afsluiting van het bedrijf een monopolie zullen
scheppen.
De heer D. van Walsum s-Hertogenbosch)
vraagt, of het zal zijn geoorloofd, dat gebouwen, die
voor het geven van bioscoopvoorstellingen zijn inge
richt, doch tot nu toe niet als zoodanig zijn geëxploi
teerd, tot het geven van dergelijke voorstellingen over
gaan.
De heer Joh. Miedema (Deventer), voorzitter
van de Afdeeling „Het Oosten", verklaart reeds in de
gecombineerde vergadering van het Hoofdbestuur met
de Afdeelingsbesturen bezwaren te berde te hebben ge
bracht tegen de behandeling van het gewijzigd concept
besluit. In verband met de instelling eener speciale
studie-commissie heeft spreker besloten het Hoofdbe-
stuursvoorstel te steunen, doch hij zou het op prijs
stellen, indien het Hoofdbestuur hem zou willen ont
slaan van zijn verantwoordelijkheid tegenover de leden
zijner afdeeling, die hem slechts hebben opgedragen het
oorspronkelijk concept-besluit te steunen en die, voor
zoover zij niet ter vergadering aanwezig zijn van de in
het oorspronkelijk concept-besluit aangebrachte wijzi
gingen geen kennis dragen. Spreker kan dan ook slechts
persoonlijk zijn stem aan het voorste! geven.
De heer A. H. Boekraad, secretaris van de Af
deeling „Het Zuiden" betoogt, dat als het concept
besluit wordt goedgekeurd, een grens zal worden ge
steld aan de uitbreiding van het bedrijf. De onge-
wenschte toestanden, die echter hier en daar' in ons
bedrijf bestaan, blijven dan gehandhaafd, tenzij het
Hoofdbestuur daartegen maatregelen zal nemen.
Spreker heeft hierbij o.m. op het oog de reizende
bioscopen, die gedurende de beste dagen van het jaar
in plaatsen, waar permanente theaters gevestigd zijn,
voorstellingen komen geven. Hetzelfde geldt voor de
Arfi. Zullen dergelijke excessen doo het Hoofdbestuur,
dan wel door de speciale commissie bestudeerd worden?
De heer J. de Wind (Amsterdam) betoogt, dat
men in de op Zaterdag 9 Februari gehouden ledenver
gadering der Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders van
meening was, dat in het voorstel van het Hoofdbestuur
wel iets zat, doch dat men er te plotseling mede was
overvallen. Een voorstel van deze beteekenis mag niet
binnen 3 x 24 uur worden aangenomen. Wij wilden
de zaak eerst nader bestudeeren, zonder het ook door
ons gewaardeerde doel van het Hoofdbestuur daarbij
uit het oog te verliezen. In de vergadering der Bedrijfs
afdeeling Filmverhuurders is na lang beraad met alge-
meene stemmen een door spreker voorgestelde motie
aangenomen. Daar deze motie niet door het Hoofdbe
stuur ter tafel is gebracht, acht spreker het noodig haar
voor te lezen.
Ook thans doet spreker een voorstel als in deze motie
3 zullen alleen de leden van den Bond nog de gelegen-
<i heid tot expansie van hun bedrijven hebben, niet de
is omschreven. Indien dit voorstel wordt aangenomen
buitenstaanders.
Verder wijst spreker er nog op, dat in het sub l,e van
het door het Hoofdbestuur voorgesteld concept-besluit
alleen sprake is van bioscoopexploitanten, die onder be
paalde voorwaarden tot het lidmaatschap nog kunnen
worden toegelaten. Iets dergeijlks is echter voor nieuwe
filmverhuurkantoren niet mogelijk, waartegen spreker
bezwaar heeft.
Tenslotte verzoekt hij zijn voorstel in stemming te
willen brengen.
De heer L. P a e r 1, secretaris der Bedrijfsafdeeling
Filmverhuurders, wijst erop, dat de door den heer De
Wind bedoelde motie uitsluitend bestemd was voor het
Hoofdbestuur. Die motie is dan ook ter kennis van het
Hoofdbestuur gebracht en dat heeft ertoe geleid, dat
het Hoofdbestuur in het oorspronkelijk concept-besluit
wijzigingen heeft aangebracht, waardoor zooveel als
mogelijk is aan de wenschen en verlangens der Bedrijfs
afdeeling Filmverhuurders is voldaan.
De heer A. Heuvers (Oss) brengt naar voren,
dat in het Zuiden vele patronaten e.d. bestaan, die zelf
geen filmvertooningen kunnen geven. Mogen de reis
bioscopen voortgaan met het geven van voorstellingen
in die patronaatsgebouwen?
De heer André de Jong, voorzitter van de Af
deeling Rotterdam, verklaart, dat in de hedenmorgen
gehouden gecombineerde vergadering van de afdeelings
besturen met het Hoofdbestuur reeds bezwaren tegen
de in het concept-besluit aangebrachte wijzigingen naar
voren zijn gebracht. Wij hebben echter begrepen, dat
het thans gewijzigd concept-besluit moet worden be
schouwd als een compromis en ook wij willen iets van
onze oorspronkelijke eischen laten vallen. Daartegen
over zal men ook van de andere zijde met wat minder
genoegen moeten nemen.
Spreker stelt derhalve voor het gewijzigd concept
besluit van het Hoofdbestuur goed te keuren, behoudens
het 5e artikel. Dit artikel is feitelijk een onbillikheid
tegenover de leden-exploitanten of het is een wassen
neus. Bezwaren zijn er aan deze bepaling verbonden
voor de exploitanten, die in sommige plaatsen uit een
oogpunt van zakelijke bescherming afspraken met hun
collega's moeten maken, maar als gevolg van een der
gelijke bepaling daartoe niet zouden kunnen overgaan.
De filmverhuurkantoren verkeeren immers in sommige
gevallen in de positie, dat zij de huurprijzen kunnen
dicteeren, waarbij nog de eene exploitant tegen den
anderen wordt uitgespeeld. Het eenige verweer voor de
betreffende exploitanten bestaat hierin, dat zij rugge
spraak met elkaar houden, en dit mag niet verboden
worden.
De heer P. H. Brouwer (Leiden) zegt bezwaren
te hebben het sub 6 e van het concept-besluit.
De Bondsdirecteur beantwoordt de gestelde
vragen voor zoover het betreft een nadere interpretatie
van het Hoofdbestuursvoorstel.
De gevallen als door den heer Du Mee genoemd
vallen onder het dispensatiebesluit. Ten aanzien van
niet-leden staat de zaak anders, daar deze na 7 Februari
niet voor norgolijke nieuwe zaken als lid kunnen worden
toegelaten. Zoo iets zal dan nader moeten worden be
zien.
Wat den wensch van den heer Ter Linden betreft,
verklaart spreker, dat het Hoofdbestuur besloten heeft
het sub 2e van het concept-besluit aldus aan te vullen,
dat het geoorloofd zal zijn de op 7 Februari 1935 in
aanbouw zijnde bioscopen te gaan exploiteeren.
De heer Peters behoeft niet bevreesd te zijn, dat van
de afsluiting van het bedrijf door eigenaars van bio
scoopgebouwen misbruik kan worden gemaakt. Volgens
het bepaalde in sub 3 van het concept-besluit zal in ge
vallen van willekeur dispensatie ten gunste van gedu
peerden kunnen worden verleend. Wanneer een eige
naar van een gebouw misbruik van de afsluiting van
het bedrijf zal maken, dan kunnen, het Hoofdbestuur
en de dispensatie-commissie met de bepaling van sub 3
in de hand voorstellen, dat het betreffende lid van den
Bond een nieuwe zaak mag beginnen en dat in het
vroeger door hem gehuurde gebouw geen films meer
zullen worden vertoond.
Daarmede meent spreker tevens te hebben beant-