MAANDELIJKSCHE M E D EDEELI NGEN.
CESSIE VAN TOEKOMSTIG AUTEURSRECHT NIET
TOEGESTAAN.
Met groote voldoening kan melding gemaakt worden
van een hoogst belangrijke uitspraak, die de Hooge
Raad der Nederlanden in één der processen, welke tus-
schen den Bond en het Buma worden gevoerd, gewezen
heeft.
Ten verzoeke van de Berlijnsche Gema (Genossen-
schaft zur Verwertung musikalischer Aufführungsrech-
te), thans geliquideerd door de inmiddels opgerichte
Stagma, is in 1933 een proces aanhangig gemaakt tegen
de N.V. Tuschinski's exploitatie Maatschappij te Rot
terdam bij het kantongerecht te Rotterdam wegens het
ten gehoore brengen van muziek van den componist
Becce bij de vertooning van de geluidsfilm ,,Das blaue
Licht".
Dit proces is aangevangen op instigatie van de Buma
met het oog op de bestaande geschillen tusschen Buma
en den Nederlandschen Bioscoop-Bond.
Het ging hier om het muziekauteursrecht van de ge
luidsfilm „Das blaue Licht", van welke film de Sokal-
filmonderneming te Berlijn de maker is, terwijl de mu
ziek in opdracht van Sokal door Becce te Berlijn is ge
componeerd. Tuschinski heeft deze film op 1 Maart
1933 te Rotterdam in het openbaar vertoond, na haar te
hebben gehuurd van den rechtsopvolger van Sokal.
Gema vorderde van Tuschinski schadevergoeding, om
dat Becce naar beweren van Buma's raadsman
aan Gema het uitsluitend recht had overgedragen van
de muziek.
Nadat door den kantonrechter te Rotterdam was be
slist ten gunste van de Gema en van dat vonnis was
geappelleerd, heeft de rechtbank in deze zaak beslist, dat
een geluidsfilm moet worden beschouwd als een verza-
in den zin van art. 5 der Nederlandsche
Auteurswet, zoodat het muziekauteursrecht toekomt zoo
wel aan den componist als aan dengene, die de geheele
film heeft laten vervaardigen, den maker van de film.
Daarbij is bovendien beslist, dat de componist zijn
muziekauteursrecht aan den maker van de film had over
gedragen en dat de bioscoopexploitant als rechtverkrij
gende van den maker moest worden beschouwd, zoodat
in deze zaak door de vertooning van de betreffende film
het muziekauteursrecht van den componist niet was ge
schonden. In deze zaak werd de vordering van de Gema
dan ook door genoemd rechtscollege afgewezen.
Door de Gema is daarop cassatie aangeteekend, waar
op de Hooge Raad de zaak heeft teruggewezen naar de
Rechtbank te Rotterdam om nader te onderzoeken, of
inderdaad de componist Becce zijn muziekauteursrecht
heeft overgedragen, resp. heeft kunnen overdragen aan
de Gema, zooals door de Gema was beweerd, maar naar
het oordeel van den Hoogen Raad onvoldoende door de
Rechtbank was onderzocht.
De Rotterdamsche rechtbank beantwoordde bevesti
gend de vraag of Becce, toen hij de opdracht tot ver
vaardiging van de muziek van Sokal kreeg en aannam,
zijn rechten op die compositie reeds aan Gema had over
gedragen en overwoog, dat alzoo te dien tijde het
auteursrecht op de muziek van Becce reeds aan Gema
toebehoorde en stelde Gema ten aanzien van haar vor
dering in het gelijk.
Nadat de Advocaat-Generaal bij den Hoogen Raad.
Mr. Wijnveldt, op 28 November j.1. conclusie genomen
had, waarbij hij vernietiging vorderde van het vonnis der
Rechtbank te Rotterdam, met terugwijzing der zaak en
veroordeeling van de tegenpartij in de proceskosten,
heeft de Hooge Raad d.d. 13 Februari j.1. arrest ge
wezen, waarbij het vonnis van de Rotterdamsche Recht
bank vernietigd werd, met verwijzing van de zaak naar
die Rechtbank ter verdere behandeling en afdoening.
In zijn arrest overwoog de Hooge Raad ten aanzien
van het principale middel o.m. dat Gema de overdracht
van de rechten, welke volgens de Nederlandsche wet
toekomen aan Becce voor de in 1933 door hem gecom
poneerde muziek, niet vermag te doen steunen op een
overeenkomst van 1929 waarvan sprake waarbij
hij al zijn rechten op nog te vervaardigen muziekwerken
aan Gema heeft overgedragen.
Immers, aldus de Hooge Raad, moet voor de over
dracht in den zin van art. 2 der auteurswet dezelfde
maatstaf gelden als voor art. 668 B. W.
Ook het incidenteele beroep onzerzijds achtte de
Hooge Raad gegrond, wijl het Nederlandsch recht toe
passelijk moet worden geacht.
In het volgend nummer van ons orgaan zullen wij het
arrest van den Hoogen Raad volledig publiceeren en
daaraan tevens onze conclusie vastknoopen.
HERDENKING ONZER DOODEN.
,,Wij komen wel onder zeer droeve omstandigheden
tezamen" aldus begon de Bondsvoorzitter, de heer
D. Hamburger Jr., zijn openingswoord tijdens de buiten
gewone Ledenvergadering van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond, welke Maandag 10 Februari j.1. ge
houden is in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam. „Drie
leden moeten wij thans gedenken, omdat zij ons door
den dood zijn ontvallen. Allereerst den heer J. v. d.
Heuvel uit Utrecht. Een jongeman met een heel leven
voor zich, plotseling van ons heengegaan. Moge zijn
VE>der zich gesterkt weten door het besef, dat wij allen
de sympathieke figuur van zijn zoon nooit zullen ver-
geten. Hij ruste in vrede.
In de tweede plaats moet ik hier gedenken, ons op
recht trouw bondslid, den heer J. Peterse uit Oosterhout.
Eenige uren nadat hij nog door het plaatsen van zijn
handteekening een zijner bondsplichten had vervuld,
ontviel hij zijn gezin en den Bond. Laat het de familie
een troost zijn, dat de sympathieke mensch, die Peterse
was, steeds door ons in hooge waardeering in onze her
innering zal blijven voortleven. Ook hij ruste in vrede.
Een derde groote slag werd ons Zaterdag j.1. toege
bracht. Ons aller vriend Veerman is niet meer.
Och ja wij wisten wel, dat zijn gezondheidstoestand
te wenschen overliet, maar wij hoopten toch steeds op
een blijvende verbetering. En als ik dan bedenk met hoe
veel ernst en toewijding hij medegewerkt heeft aan de
voorbereiding van het ontwerp-besluit, hetgeen wij straks
zullen moeten behandelen, hoe hij met oprechte overtui
ging en volledige toewijding steeds voor het algemeen
belang in het Nederlandsche Bioscoopbedrijf opkwam en
hoe dikwijls hij, nog slechts enkele dagen geleden, den
weg aangaf om moeilijkheden te overbruggen, dan kan
ik mij maar niet realiseeren, dat wij voor immer zijn me
dewerking zullen moeten missen. Hij, die mij zoo menig
maal heeft laten blijken, hoe trotsch hij wel was op
zijn N.B.B.
Hij is er inderdaad niet meer.
Het zij zooWij hebben deze feiten te acceptee
ren, zooals wij het leven met al zijn goed en al zijn
teleurstellingen te dragen hebben. Wij hebben te aan
vaarden het feit, dat zijn kinderen een lieven vader en
den N.B.B, een trouw lid is ontvallen. Wij leven vol
komen mede met het leed van zijn kinderen, zijn familie
en zijn dagelijksche medewerkers, en hopen, dat zij de
kracht mogen vinden, dezen grooten slag te boven te
komen. Laten zij zich gesteund en getroost weten door
onze groote waardeering, die wij steeds voor hem zullen
blijven koesteren. Wij zullen hem immer dankbaar blij
ven voor alles wat hij voor het bedrijf en voor de orga
nisatie heeft gedaan. Hij ruste in vrede.
Ten teeken van rouw wordt de vergadering vervolgens
gedurende een half uur geschorst.