MAANDEL1JKSCHE MEDEDEELINGEN.
VERDEELING BESTUURSFUNCTIES.
In de op 31 Maart j.1. gehouden Hoofdbestuursver
gadering is tot Vice-Voorzitter benoemd de heer
C. S. Roem, terwijl de heer W. K. G. van Royen
tot Penningmeester is gekozen en de heer D. v. d.
Berg tot gedelegeerde in het Dagelijksch Bestuur.
Voorts heeft het Hoofdbestuur besloten den heer
W. K. G. van Royen te benoemen tot lid van den
Afdeelingsraad in de vacature ontstaan door het aftre
den van den heer H. Ehrlich.
BENOEMING LEDEN ARBITRAGECOMMISSIES.
In zijn vergadering van 31 Maart j.1. heeft het Hoofd
bestuur de navolgende personen tot lid der Commissie
van Geschillen benoemd:
Lid-Voorzitter: Ed. Cohen Barnstijn te 's-Graven-
hage;
lid-plaatsvervangend-Voorzitter: J. Wessel te Am
sterdam;
leden-exploitanten: P. H. Bakker, Hilversum; C. H. de
Lange, Alkmaar en A. van Santen te Amsterdam;
leden-filmverhuurders: J. S. Croeze, J. L. Paerl en
P. Vermeer Jr., allen te Amsterdam.
Tot leden van den Raad van Beroep zijn door het
Hoofdbestuur benoemd:
lid-voorzitter: W. Mullens te 's-Gravenhage;
lid-plaatsvervangend-voorzitter: E. de Hoop Azn.,
Amsterdam;
leden-exploitanten: I. Cohen Barnstijn te Utrecht,
W. P. Peters te Venlo, M. P. M. Vermin te Maastricht
en S. Zondervan te Leeuwarden;
leden-filmverhuurders: Ch. van Biene, L. Groen,
P. R. van Duinen en R. Minden, allen te Amsterdam.
BENOEMING PLAATSVERVANGEND
VOORZITTER COMMISSIE N. Z.
In de op 31 Maart j.1. gehouden Hoofdbestuursver
gadering is besloten tot plaatsvervangend voorzitter der
Commissie N. Z., als bedoeld in het Nieuwe Leden
en Zakenbesluit". te benoemen den heer Jhr. Dr. C.
M o 11 e r u s, Secretaris van de Kamer van Koophan
del en Fabrieken te Haarlem.
ZWOLLE LEGT NIEUWEN LAST OP HET
BIOSCOOPBEDRIJF.
Ter dekking van het begrootingstekort hebben B. en
W. van Zwolle aan het begin van deze maand een voor
stel ingediend bij den Raad tot verhooging van de ver-
makelijkheidsbelasting met 100 De bestaande tien
procentsheffing zou daardoor gebracht worden op 20.
Zoodra het hoofdbestuur dit onheilspellend nieuws
vernam heeft het zich onmiddellijk met een telegram tot
het Gemeentebestuur van Zwolle gewend met het ver
zoek de behandeling aan te houden tot het Hoofdbestuur
over deze aangelegenheid een onderhoud zou hebben
gehad met den minister.
In zijn vergadering van 18 Maart besloot de Raad
dientengevolge het voorstel van B. en W. aan te houden
tot een volgende vergadering.
Reeds op Vrijdag 21 Maart had de gevraagde audiën
tie op het ministerie van Binnenlandsche Zaken plaats,
waarbij het hoofdbestuur vertegenwoordigd was door
de heeren D. Hamburg e, r Jr. en A. de Hoop,
resp. voorzitter en directeur van den Bond.
Dit onderhoud heeft tot resultaat gehad, dat de
Regeering zich bereid verklaarde nader overleg te ple
gen met het gemeentebestuur van Zwolle teneinde be-
lastingverhooring alsnog te voorkomen.
Hoewel in deze kwestie van Regeeringswege een
zeer tegemoetkomende houding is aangenomen is het het
Hoofdbestuur niet mogen gelukken een onbillijke en
ondragelijke verzwaring van lasten voor de Zwolsche
bioscoopexploitaties te voorkomen.
B. en W., en met dit college nagenoeg de heele Raad
van Zwolle, schenen nu eenmaal niet veel te gevoelen
voor nader overleg met de Regeering inzake de kwestie
der vermakelijkheidsbelasting.
Immers, terwijl eerst als excuus voor het voorstel in
zake verhooging der vermakelijkheidsbelasting naar
voren werd gebracht, dat de Regeering deze verhooging
eischte met het oog op den financieelen bijstand vanwege
het Rijk, besloot de Raad in zijn vergadering van Maan
dag 23 Maart met op een na algemeene stemmen de
vermakelijkheidsbelasting met 100 te verhoogen on
danks den wenk van Regeeringswege, dat zij onder be
paalde voorwaarden van haren oorspronkelijken eisch
zou afzien.
Het Hoofdbestuur zal intusschen nader overwegen,
welke stappen onder de gegeven omstandigheden inzake
de Zwoische vermakelijkheidsbelastingkwestie zullen
moeten worden gedaan.
TOEPASSING ART. 17 DER STATUTEN.
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 10
Maart 1936 besloten overeenkomstig het bepaalde in art.
17a der Statuten de straf van waarschuwing toe te pas
sen op den heer L. H. J. Luxembourg te Arnhem, zulks
op grond van het navolgende:
In het „Noord Bevelandsch Nieuws- en Advertentieblad" van
Zaterdag, 15 Februari 1936 komt een advertentie voor, waarin
aangekondigd wordt, dat Bio-Luxembourg op Zaterdag, 22 Fe
bruari d.o.v. in Hotel „De Stadswijnkelder" te Kortgene een bio
scoopvoorstelling zal geven en in welke advertentie na vermelding
der in die voorstelling te vertoonen film wordt medegedeeld: „Later
komt de Reis van de K XVIII".
De heer Luxembourg heeft echter de vertooningsrechten van deze
film met alleen niet voor Kortgene of welke andere gemeente ook
verworven, doch bovendien daarover zelfs geen onderhandelingen
gevoerd. Wel vond op Vrijdag, 21 Februari 1936 de première voer
Zeeland van genoemde film te Goes plaats in een dooi' één der
leden van den Bond geëxploiteerde bioscoop.
Weliswaar beroept de heer Luxembourg zich erop, dat niet hij,
maar de eigenaar van het hotel te Kortgene de gewraakte annonce
heeft geplaatst, doch dit beroep moet ongegrond worden geacht,
wijl de heer Luxembourg als exploitant van de reizende bioscoop,
waarmede de voorstelling te Kortgene gegeven zou worden, ver
antwoordelijk moet worden geacht voor de advertenties en verdere
reclame ten behoeve van zijn voorstellingen, ook al worden die
advertenties en die reclame geplaatst en gemaakt door zijn perso
neel of door personen, die bij de voorstellingen direct of indirect
betrokken zijn. De heer Luxembourg heeft er immers voor te waken,
dat zijn reisbioscoop niet zoodanig wordt geëxploiteerd, dat aan de
bioscoopexploitaties van andere leden van den Bond opzettelijk af
breuk wordt gedaan en/of inbreuk wordt gemaakt op de door andere
leden verworven vertooningsrechten van films.
Uit het vorenstaande volgt, dat de heer Luxembourg, die ver
antwoordelijk moet worden geacht voor de gewraakte annonce,
welke slechts ten doel kon hebben de inwoners van Kortgene ervan
te weerhouden naar Goes te gaan om genoemde film te gaan zien,
en dus afbreuk te doen aan de exploitatie van zijn collega te Goes,
daargelaten de gepleegde inbreuk op de rechten van den producent
dezer film, daardoor in strijd gehandeld heeft met de algemeene be
langen van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf, met de zorg
waarvoor het Hoofdbestuur ingevolge art. 16 der Statuten speciaal
is belast.
Het Hoofdbestuur heeft echter bij de toepassing van art. 17 der
Statuten in aanmerking genomen, de omstandigheden, waaronder
de gewraakte annonce is geplaatst, en derhalve volstaan met de
straf van waarschuwing in het vertrouwen, dat dit voor den heer
Luxembourg voldoende aanleiding zal vormen om alle maatregelen
te nemen vereischt om herhaling van het gebeurde te voorkomen,
daar het Hoofdbestuur, indien onverhoopt iets dergelijks andermaal
zou geschieden, in overweging zou moeten nemen gebruik te maken
van zijn bevoegdheid ingevolge art. 17 der Statuten om een ge-
strengere straf op genoemden heer toe te passen.