MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN. een door Gronostay afgelegde verklaring. Hieromtrent overwoog de President echter, dat het Buma slechts dan als zoodanig zou kunnen optreden, wanneer Gronostay zelf nog tot het leggen van beslag gerechtigd was. Nu zulks door de overdracht van zijn rechten aan de Ufa niet meer het geval is, zijn de beslagen derhalve on rechtmatig en beval de President, gelijk hiervoor reeds is meegedeeld, de opheffing er van. Even voor het afdrukken van dit nummer bereikte ons de mededeeling, dat ook de President der Recht bank te Rotterdam opheffing van de beslaglegging bij voorraad bevolen heeft. SAMENSTELLING KAMERS COMMISSIE VAN GESCHILLEN EN RAAD VAN BEROEP. Op Maandag, 6 April, heeft op het Bondsbureau ten overstaan van het Hoofdbestuur de loting plaats gehad voor de samenstelling van de Kamers der Commissie van Geschillen en van den Raad van Beroep. Deze loting had het volgende resultaat. Raad van Beroep. Eerste Kamer: W. P. Peters, S. Zondervan, Ch. van Biene en R. Minden. Tweede Kamer: I. Cohen Barnstijn. M. P. M. Vermin, P. R. van Duinen en L. Groen. Commissie van Geschillen. Eerste Kamer: A. van Santen en J. L. Paerl. Tweede Kamer: P. H. Bakker en P. Vermeer Jr. Derde Kamer: J. S. Croeze en C. H. de Lange. Zooals bekend vergaderen de verschillende Kamers van den Raad van Beroep en van de Commissie van Ge schillen onder voorzitterschap resp. van de heeren W. Mullens en Ed. Cohen Barnstijn, of onder leiding van de plaatsvervangende Voorzitters, resp. de heeren E. de Hoop Azn. en J. Wessel. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van het Arbitrage-Reglement is de heer H. W. Hagenberg Jr., assistent van het Bondsbureau, weer tot Secretaris der Commissie van Geschillen benoemd. Vóórdat de loting een aanvang nam, heeft de Vice- Voorzitter van het Hoofdbestuur, de heer C. S. Roem, in hartelijke bewoordingen de leden van den Raad van Beroep en van de Commissie van Geschillen met hun benoeming gelukgewenscht en een uiteenzetting gegeven van de belangrijke taak, welke op de schouders van de Bondsarbiters rust. De heeren W. Mullens en Ed. Cohen Barnstijn heb ben hierop namens den Raad van Beroep en de Com missie van Geschillen hun dank uitgesproken voor het in hen gestelde vertrouwen. DONATEURSCHAP. Voor het donateurschap van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft zich aangemeld de firma H. J. Tijsseling, firmanten H. Tijsseling en H. J. Tijsseling, fabrikante van theater-fauteuils en betimmeringen, ge vestigd Ardeschstraat 22 te Nijkerk. Eventueele bezwaren tegen toelating moeten vóór 10 Mei a.s. bij het Hoofdbestuur worden ingediend. AANVRAGE VOOR HET LIDMAATSCHAP. Voor het lidmaatschap van den Bond heeft zich aan gemeld: de heer L. I. van Daalen, wonende Leliestraat 136, Middelburg, exploitant van de Electro-Bioscoop te Middelburg. Eventueele bezwaren tegen toelating moeten schrif telijk vóór 15 Mei a.s. bij het Hoofdbestuur worden ingediend. BALDADIGHEID IN BIOSCOOPTHEATERS. Een pijnlijke verbazing maakte zich van ons meester. toen wij dezer dagen kennis namen van een vonnis van den Haarlemschen kantonrechter, Mr. B ij 1 d e V r o e, gewezen dd. 8 April j.1., waarbij een twintigtal jongelui, die op 21 Februari van dit jaar in het Frans Hals- Theater te Haarlem op verschillende manieren hun af keuring over de film „Heldenkermis" hadden te kennen gegeven, werden vrijgesproken. (De eisch tegen elk der verdachten was 15.boete, subsidiair tien dagen hechtenis.) Het is echter niet zoozeer de vrijspraak, welke onze verbazing vermocht gaande te maken als wel de ten lastelegging van het O.M. en de motiveering van het vonnis van den kantonrechter. Het O.M. had overtreding van art. 158 van de alge- meene politieverordening der gemeente Haarlem ten laste gelegd, welk artikel verbiedt het maken van bal dadig geraas in tapperijen. Omdat nu aan de bioscoop in casu een verlof A. was verleend, werd zij gelijk ge steld met een tapperij. De Haarlemsche politieverordening blijkt inderdaad zoodanig gebrekkig geredigeerd te zijn, dat gelegenhe den van openbaar vermaak, als bijv. een bioscoop, daar in slechts gerubriceerd kunnen worden onder tappe rijen". In dit opzicht blijken zoodanige lacunes te bestaan, dat wij, na de emancipatie, welke het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf in een veertigjarige evolutie heeft bereikt, nu wel den tijd gekomen mogen achten, waarin wettelijke regelen worden gesteld met betrekking tot de orde in de bioscopen. In het onderhavige geval beschouwen wij de tenlaste legging echter slechts als van ondergeschikt belang. Van veel meer belang achten wij de motiveering van het vonnis van den Haarlemschen kantonrechter, aan gezien deze motiveering lijnrecht in strijd is met ieder principe van gezond rechtsbegrip. de bestaande rechts zekerheid aantast in haar basis en ons bovendien krenkt in ons rechtsgevoel. Wie immers mocht meenen, dat de Kantonrechter ver dachten vrij zou spreken, althans de actie van den amb tenaar van het O.M. niet ontvankelijk zou verklaren, op grond van de door ons gewraakte tenlastelegging, is evenals wij, in zijn rechtmatige verwachting ernstiq te leurgesteld. De vrijspraak geschiedde op geheel anderen, onver- wachten grond: In zijn vonnis overwoog de kantonrechter, dat de ver dachten géén opzet hebben gehad baldadig te zijn, maar dat zij slechts uiting hebben willen geven aan hun ge voelens, welke, naar zij verklaarden, door de vertooning van de betreffende film waren gekwetst. Teneinde de portee van deze motiveering te kunnen doorzien, dienen alsnog eenige feiten, waarvan de ver tooningen van de film vergezeld zijn gegaan, gerele veerd te worden. Vooraf echter eenige opmerkingen onzerzijds, tot goed begrip. Het interesseert ons in dit geval vanzelfsprekend al lerminst, welke beweegredenen, hetzij politieke, of an dere, zooals b.v. in Amsterdam, waar aan jongelieden, die zich aan een zelfde euvel schuldig maakten, pakjes cigaretten werden gegeven ter aansporing bij de be treffende personen hebben voorgezeten om op hun ma nier uiting te geven aan hun gevoelens tijdens de ver tooning van de film „Heldenkermis". Zelfs het complex van animositeit, de aard daarvan en de vraag, of het spontaan ontstaan is, dan wel ge kweekt, kunnen wij, voorzoover zich dit rondom deze filmvertooningen heeft bewogen, thans rustig buiten be schouwing laten; ook interesseert het ons begrijpelijker wijze niet of de Haarlemsche jongelui al dan niet ver oordeeld worden. Hetgeen ons echter wel interesseert, en in hoofdzaak

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1936 | | pagina 3