MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN. VERMAKELIJKSHEIDSBELASTING Zooals bekend had de Gemeenteraad van Goes in December van het vorig jaar, nadat het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond zich meermalen in een adres tot den Raad had gewend, met 9 tegen 3 stemmen een voorstel van B. en W. om de vermake- lijkheidsbelasting tot 20 te verhoogen, verworpen. Dit had echter tot gevolg, dat de gemeentebegrooting 1935 door de hoogere bestuursinstanties niet werd goed gekeurd. Op aandrang van Regeeringswege heeft de Raad thans in een dezer dagen gehouden zitting besloten het percentage der vermakelijkheidsbelasting alsnog op 20 te brengen. Tevoren zijn dezerzijds nog stappen bij den Minister ondernomen teneinde te voorkomen, dat de verhooging zou worden ingevoerd. Naar het schijnt heeft de Mi nister daarop het Gemeentebestuur van Goes in de ge legenheid gesteld het bedrag, dat eventueel uit een ver hooging der vermakelijkheidsbelasting zou worden ver kregen, te compenseeren door de opbrengst uit andere middelen. B. en W. zijn op deze suggestie van den Minister blijkbaar niet ingegaan, zoodat de exploitatielasten van het bioscoopbedrijf te Goes opnieuw zijn verzwaard door verhoogde belastingen. Tijdens de behandeling van de begrooting voor 1936 te Neede deelden B, en W. mede, dat van hoogerhand werd verlangd, dat alle vermakelijk- heidsbelastingen zouden worden verhoogd. Met name werd genoemd de belasting op de entreeprijzen van de bioscoop, welke men verhoogd wenschte te zien van 5 op 20 B. en W. verklaarden aan de wenschen van regeeringswege te dezen opzich te niet tegemoet te kunnen komen. Met betrekking tot het bioscoopbedrijf ter plaatse merkten zij o.m. op, dat dit bedrijf de entreeprijzen reeds verlaagd had, juist om dat het bezoek minder gunstig was. Het was het college bekend, dat de betreffende onderneming niet bijzonder rendeerde; van een belastingverhooging verwachtte het dan ook een noodzakelijke verhooging van den entree prijs met gevolg, dat het aantal bezoekers wederom zou verminderen. Mede op dezen grond stelden B. en W. voor de vermakelijkheidsbelasting n i e t te verhoogen. Dit voor stel werd na eenige discussie z. h. st. door den Raad aangenomen. De gemeenteraad van Coevorden heeft in een dezer dagen gehouden vergadering besloten de belasting voor openbare vermakelijkheden zoodanig te verhoogen, dat thans van de entreeprijzen over het algemeen 20 belasting zal worden geheven. Ook de Raad van de gemeente Enkhuizen heeft be sloten de vermakelijkheidsbelasting van 15 op 20 pet. te verhoogen. Tijdens een onlangs gehouden Gemeenteraadszitting ter behandeling van de begrooting der gemeente Borne voor het jaar 1936, heeft het lid van den Raad, de heer Bos, bij den post vermakelijkheidsbelasting een voorstel ingediend om het percentage dezer belasting van 20 op 10 te brengen. Dit voorstel is door den Raad na eenige discussie aangenomen met twee stemmen tegen, n.1. van de leden van Leeuwen en Spanjaard. BELASTINGCONSULENT TER FILMBEURZE. Vanaf Maandag 4 Mei zal de heer W. Nagtegaal, belastingconsulent te Soestdijk, geregeld de filmbeurs bezoeken om de leden, die zulks wenschen, van advies te dienen in belastingzaken. Meermalen komt het immers voor, dat leden te hoog in de belastingen blijken te zijn aangeslagen. Wij denken hierbij speciaal aan de Personeele Belasting, waarvan de aanslagen dezer dagen zijn (worden) uitgereikt. In de persoon van den heer Nagtegaal staat hun, die moeilijkheden hebben op belastinggebied, thans een ver trouwd en deskundig adviseur ter beschikking. Uitspraken Commissie van Geschillen. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in haar zitting van Woensdag, 11 Maart 1936 de volgende uitspraken gedaan: Inzake het door den heer D. J. van Leen, directeur van het Filmverhuurkantoor „Centrafilm" te Dordrecht op 10 Februari 1936 aanhangig gemaakt geschil contra den heer A. G. Canis, ex ploitant van het Spaarne Sound Theater te Haarlem, dat de vor dering van eischer ten deele en wel tot een bedrag van 220. moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden ver oordeeld om tegen kwijting aan eischer te betalen het toegewezen bedrag a 220.alsmede in de kosten van het geschil en van het naar den materieelen toestand van de betreffende filmcopie in gesteld onderzoek, tezamen bedragende 40.zulks op grond van de overweging: dat eischer stelt, dat hij op 8 Februari 1936 van gedaagde heeft terugontvangen de door hem aan gedaagde geleverde copie van de film „In duizend gevaren", welke door gedaagde in de week van 31 Januari tot 6 Februari 1936 was vertoond, doch dat hem ge bleken is, dat deze filmcopie in het theater van gedaagde ernstig is beschadigd, op grond waarvan eischer van gedaagde vordert hem de daardoor ontstane schade, zijnde 375.te vergoeden, of zooveel minder als de Commissie billijk acht; dat gedaagde zich erop beroept, dat zijn filmapparaten in uit stekende conditie verkeeren, zoodat hij het niet wel mogelijk acht, dat de beschadiging van de copie der film „In duizend gevaren" in zijn theater heeft plaats gevonden, terwijl gedaagde voorts in twijfel trekt, of de beschadigde copie en niet een andere copie van deze film door hem is vertoond; dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek is gebleken, dat eischer de beschikking heeft over 2 copieën van de film „In duizend gevaren", doch dat de begintitels van deze twee copieën van elkaar verschillen de begintitels van de eene copie zijn in Nederland, die van de andere copie in Amerika vervaardigd en dat de heer W. G. H. Homberg, operateur van gedaagde, ver klaard heeft zich te herinneren dat in den begintitel van de door hem vertoonde copie dezer film het woord „Piloot" voorkomt; dat dit woord „Piloot" alleen voorkomt in de in Nederland vervaardigde begintitels van de copie, welke ernstig beschadigd is, zoodat daaruit en tevens uit de overige stukken van gedaagde, waaruit blijkt, dat de andere copie gedurende het tijdvak van 31 Januari tot 7 Februari vertoond is in het City Theater te Eind hoven, onomstootelijk vaststaat, dat de door eischer op 8 Februari 1936 in ernstig beschadigden toestand terugontvangen copie van de film „In duizend gevaren" door gedaagde in genoemd tijdvak is vertoond; dat eischer voorts aanvoert, dat hij de copie, welke eerst vanaf 20 December 1935 in roulatie was, in prima staat aan gedaagde heeft verzonden en dat deze copie gedurende den tijd, dat deze film in het bezit van gedaagde was, zoo ernstig beschadigd is, dat de copie niet meer te vertoonen is en eischer een nieuwe copie ter vervanging zal moeten aanschaffen: dat de Commissie, waar gedaagde geen enkele aanmerking op den toestand der filmcopie, toen hem deze door eischer geleverd werd, heeft gemaakt, op grond van het bepaalde in art. 18 van de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films, aanneemt, dat de copie hem in goeden staat is geleverd; dat uit het door de Commissie naar den materieelen toestand van de copie der film „In duizend gevaren" ingesteld onderzoek gebleken is, dat deze copie inderdaad zoo ernstig beschadigd is, dat zij bijkans onbruikbaar moet worden geacht; dat de Commissie bij de bepaling van de voor eischer als gevolg van deze filmbeschadiging ontstane schade in aanmerking heeft genomen, dat de copie reeds eenigen tijd in roulatie was en tevens, dat niet alle gedeelten van deze filmcopie in even ernstige mate zijn beschadigd en dat zij de schade derhalve geraamd heeft op f 220.—; dat mitsdien eischers' vordering ten deele en wel tot een bedrag van 220.moet worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld om het toegewezen bedrag tegen kwijting aan eischer te betalen, alsmede in de kosten van het geschil, en van het naar den materieelen toestand der filmcopie ingesteld onderzoek. Inzake het door den heer B. C. Hartman, exploitant van het Lido Theater te Leiden op 12 Februari 1936 aanhangig gemaakt geschil contra de NV. Reclamefilm-Bedrijf, gevestigd te Amster dam, dat aan eischer (Hi-tman) zijn vordering moet worden ont zegd met zijne veroordeeling in de kosten van het geschil, be dragende ƒ20.zulks op grond van de overweging: dat eischer stelt, dat gedaagde eind December 1935 van hem gepacht heeft het alleenvertooningsrecht van projectie-reclame en reclamefilms in het Lido Theater te Leiden gedurende het jaar 1936 voor een totaalprijs 'm bij vooruitbetaling te vol doen in driemaandelijksche termijnen, en dat deze overeenkomst is tot stand gekomen na een mondelinge bespreking met den ge machtigde van gedaagde, den heer A. Turel, ten bewijze waarvan eischer zich beroept op een door genoemden heer Turel onder teekend briefje, waarop is vermeld: „Lido Theater, Leiden-40 dispositieven reclamefilms, ongelimiteerd pacht per jaar fwaarbij de afspraak is gemaakt, dat eischer vóór 1 Januari 1936 aan gedaagde zou mededeelen, of hij met dit bedrag genoegen wilde nemen; dat eischer dientengevolge tijdig telefonisch aan genoemden heer Turel heeft medegedeeld, dat hij met dit bedrag accoord ging, waarop hem op 31 December 1935 een concept-overeenkomst door gedaagde is toegezonden; dat eischer verder stelt, dat hij dit concept met eenige kleine

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1936 | | pagina 5