MAANDELIJKSCHE M E DEDEELINGEN. Miep ligt in haar bed te snikken en dat maakt Trude wakker. Ze vraagt of het prettig was en Miep ant woordt bevestigend.Ze kan echter op een zeker mo ment een snik niet onderdrukken, wanneer Trude naar Joop heeft gevraagd. Dit doet Trude begrijpen en ze geeft quasi-slaperig een waarschuwing aan Miep voor de tegenwoordige jongelui als Joop... Ze gaat een dag eerder naar huis en wordt daar ontvangen door Frits, die haar moeder gezelschap hield en vernomen heeft, dat er werkelijk kans is op een baan in zijn lijn. Frits begrijpt er niets van, van dien vroegen terugkeer, en Miep zegt, dat ze zich dan wel zal heb ben „vergist". Tusschenspeh Beelden van den vollen zomer: een zomerbosch onder regen, wind over het rijpe koren. Deel IV, Miep weer terug op kantoor. Zeer neerslachtig. Ze leest een brief, tusschen het werk door, die haar moeder gehad heeft van een neef, die iets te zeggen heeft bij de Hollandsche Olie Maatschappij en er blijkt uit, dat Joop Waanders, die door zijn connecties een baan als exploratie-ingenieur kon krijgen, deze niet gekregen heeft, omdat hij zoo weifelde tusschen reizen voor zijn plezier en voor zijn baantje. Nu is er kans, dat Frits die betrekking kan krijgen. Frits is intusschen voorman bij de werkverschaffing geworden: het aanleggen van een weg door een denne- bosch. Tijdens het schaftuur komt Mevrouw Versteegh hem opzoeken, omdat ze een nieuwtje voor Frits heeft. Ze zegt niet aanstonds welk nieuws en Frits meent, dat Miep verloofd is met Joop. De oude Mevrouw begint er iets van te begrijpen, waarom Frits in de laatste maan den zoo weinig op bezoek kwam. Het is echter heel iets anders: hij moet zich laten keuren voor de tropen. Frits is enthousiast; het geeft echter nog maar een kans met enkele anderen. Frits wil nu zekerheid over Miep. Hij wacht op een middag Miep op uit kantoor en volgt haar de stad in. In een warenhuis ontmoet hij haar als toevallig bij de speelgoedafdeeling, want de baby van Trude is Zondag jarig. Onder een symbolisch spel met een speelgoed treintje vraagt Frits aan Miep of ze van Joop houdt. Ze antwoordt, dat ze gelooft van wel. Maar dat hoeft geen reden te zijn om niet goede vrienden te blijven. Na eenigen strijd geeft Frits dit toe en zegt: ik zal echter ook je kameraad zijn, dat zul je zien! Frits reist naar Joop en stelt hem op zijn kamer de vraag of hij van Miep houdt. Joop, verbaasd over de vraag, antwoordt bevestigend. Frits neemt nu als con clusie, dat Joop dus met Miep trouwt. Joop ontkent dit... hij weifelt! Er ontstaat een hevige scène. Frits zal het op vechten laten uitdraaien, als Joop dan niet aan Miep schrijft hoe de situatie is. Joop, die geen schurk is, maar een doodgewone jongen met te veel geld, ziet het rede lijke van Frits' vraag in, denkt even na en zegt dan tot smartelijke verbazing van Frits, dat hij Miep ten hu welijk zal vragen. Miep heeft den brief van Joop ontvangen en zit dien op kantoor nog eens te lezen. De ramen staan open, de zon valt binnen met breede banen, de vogels fluiten en over de stad speelt het ijle carillon. De vrijheid lokt! 's Avonds schrijft ze het antwoord aan Joop. Ze komt met den brief de huiskamer binnen, waar haar moeder Chopin speelt. Ze luistert, zittend op de leuning van een stoel, met den brief, dien ze op haar hand weegt. Haar moeder vraagt of ze gelukkig is. Miep vindt het zoo vreemd. Wat is geluk?... Resoluut brengt ze den brief naar de bus. Haar moeder bekijkt een portret van Miep, toen ze jonger was en begint weer Chopin te spelen: een nocturne... Miep ontmoet bij de bus juist den postbode, die de bus komt lichten. Ze wil den brief aan hem geven, doch trekt haar hand terug op het laatste moment en gaat wankelend, snel weg. Ze komt de kamer binnen waar haar moeder is en valt neer op een stoel bij de tafel met het hoofd op de armen, snikkend; ,,Ik kan het niet!, ik kan het niet!" Tusschenspeh Beelden van den beginnenden herfst, vruchten. Een appelboom met appels langs de beek, een zwerm trek vogels, die met een hoog gejuich wegtrekken boven de velden. Het volgende deel speelt in den herfst. Deel V. De eenvoudige kamer van Frits. Een van de werklooze makkers komt binnen, bekijkt de studieboeken, die open liggen en die over Mexico en Indië gaan en speelt wat met een houten Felix the Cat, die het eenige sieraad is op de primitieve studeertafel. Frits, neerslachtig, komt binnen. Ze zijn weer beiden „zonder", de weg is klaar. De werklooze zegt, dat hij het meisje van Frits heeft gezien. Frits ontkent een meisje. De post wordt gebracht: er is een ansicht bij uit Toledo van Joop met het bericht: „Uitkomst vraagstuk negatief. Good luck, old man!" Dit brengt Frits geheel in de war... hij heeft geen werk... en Miep is vrij! Miep op kantoor is overspannen en het komt tot een scène met den chef. Mevrouw Versteegh staat bij het einde van den kantoortijd te wachten en vertelt Miep, dat Frits heeft opgebeld: hij heeft de baan! En zal nu graag afscheid komen nemen. Afscheid? vraagt Miep. Natuurlijk, hij zal toch wel naar een ver land gaan. Dan haast Miep haar Moeder, want ze ziet er zóó uit en vanavond komt Frits. Frits komt op het soupertje, dat Mevrouw Versteegh voor hun drieën in elkaar heeft gezet. Bij het weggaan treuzelt Frits, hij vraagt Miep den volgenden middag voor het laatst met hem te wan delen, het is toch Zaterdag. Miep weifelt en weigert dan; waaróm weet ze zelf niet. Frits gaat langzaam weg. Dan rent Miep hem ineens achterop en zegt haastig in het donker: Morgen om drie uur bij de boschbrug. Den volgenden dag op de brug over een vijver in het herfstbosch. Miep vraagt Frits, wat er gebeurd zou zijn als ze eens niet hem teruggeroepen had. Frits antwoordt, dat hij haar dan natuurlijk had opgewacht bij het kantoor. Ze gaan verder den herfst in, een heuvel op, spiraalsgewijze naar den top. Hij spreekt Miep aan met: „kameraad". Miep, nu geheel en al vrouw, wil dit niet hooren, het klinkt zoo jongensachtig en ze is toch een meisje. Frits lacht wat. Langs al de tooverbeelden van den herfst voert hij haar naar den top van den heuvel. Je moet arbeiden om te kunnen stijgen. Onder wat berken, ijl in blad, zitten ze neer en zien een landschap in de verte met boerderijen, de rivier en wat fabrieksschoorsteenen. Frits toont het aan Miep. De natuur, zegt hij, werkt altijd door, alleen de mensch zet soms den arbeid stop en alles wordt dor... Miep droomt... Frits vertelt, dat hij over vier maanden terug komt en dan het eerst bij haar. Wat zal hij dan zeggen? Miep, quasi-onnoozel, wéét het niet. Hij helpt haar op en zegt, dat hij dan alleen maar zal vertellen, dat hij van haar houdt en haar dan, zonder het antwoord af te wachten zal kussen. Kijk, zóó! En hij kust haar. Over vier maanden gaan ze samen... Van de berken ruizelt een wolk blaren over hen, waarin ze verdwijnen, terwijl Frits zegt: het leven stroomt... Naspel: De watermolen ruischt en de altstem zegt: „Leven, dat is zich bewegen In den aldoorgaanden stroom, Van den einder, naar den einder, Langs de bloemen van den droom..." Wel tracht de snijdende stem nog te roepen: „Leven is realiteit: Strijd om geld, en geld voor strijd..." maar die stem verzinkt en als een echo klinkt van de altstem nog op: „Langs de bloemen van den droom..." Dan komt het watergeruisch machtig omhoog en in dit kolkend geweld eindigt de film!

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1936 | | pagina 4