QUOTA-STRIJD.
No. 26
L5 JUNI 1936
j. UITGAVE VAN DEN j» j»
NEDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND
ACHTERGRACHT 19 AMSTERDAM-C.
In de Engelsche filmwereld is sedert eenige weken
een heftige strijd gaande over het vraagstuk der z.g.
filmquota, een stel maatregelen, dat zooals aan in
siders genoegzaam bekend is indertijd in Engeland
en ook in eenige andere landen o.m. Tsjecho-Slovakij&
van overheidswege genomen is ter bescherming van de
jonge filmindustrie in het eigen land.
Het bijzondere karakter van den industrietak, welks
protectie wordt beoogd, is niet direct geëigend voor in
voerverbod of contingenteering zonder meer, vandaar dat
een wijze van hulpverleening is uitgevonden, in dezen
zin, dat de film-import afhankelijk wordt gesteld van
verleening van consenten, van toewijzing van een be
paald contingent dus, welks grootte wederom ten zeerste
afhankelijk is van de afname van films der eigen in
dustrie.
De regeling komt in groote lijnen hierop neer, dat voor
iedere groep buitenlandsche films naar verhouding een
groep nationale producten geaccepteerd moet worden.
Reeds in 1927 ging Engeland ter bescherming van de
jonge filmindustrie daar te lande, tot het nemen van
dezen maatregel over door de zgn. Cinematograph Film
Acts in het leven te roepen. Deze golden voor een
periode van tien jaren en zullen op 30 September 1938
expireeren.
Voor de jaren 19361938 zijn verhuurders en exploi
tanten verplicht minstens 20 Engelsche films resp. te
verhuren en te vertoonen.
't Is duidelijk, dat aan deze maatregelen dank zij de
gecompliceerdheid van de materie, waarop zij betrek
king hebben, nogal puntige kanten zitten en dat
nu een nieuwe Cinematograph Act in voorbereiding is,
welke in 1937 haar beslag zal krijgen en op 1 October
1938 voor een aantal jaren in werking zal treden heel
de Engelsche filmwereld in haar onderscheidene gele
dingen van exploitanten, verhuurders en producenten in
het geweer komt om de uiteenloopende belangen zoo
sterk mogelijk te verdedigen, bezwaren, aan de vroegere
regeling verbonden, opgeheven te krijgen en eventueel
nieuwe verzachting ofwel verscherping het ligt er
maar aan wiens belang het is van de te nemen maat
regelen te bewerkstelligen.
Uit de weinige gegevens, die aangaande de adviezen,
welke vanwege het bedrijf aan de van regeeringswege
ingestelde Commissie van voorbereiding zullen worden
gegeven, bekend geworden zijn, maken we op, dat de
Engelsche bond van bioscoopexploitanten, de Cinema
tograph Exhibitors' Association, de hoeveelheid Engel
sche films, welke de exploitanten verplicht zijn in hun
DIT ORGAAN VERSCHIJNT TEN MINSTE
J. J- ÉÉNMAAL PER MAAND j» J-
theaters te vertoonen, wil teruggebracht zien van 20 op
10 De Afdeeling Sussex van de C.E.A. verlangt
zelfs, dat de quota-regeling geheel komt te vervallen.
Voor de Filmverhuurders wenschen de exploitanten
het quota-percentage vastgesteld te zien op 15, opdat
door de verhouding 32 een zekere marge in het aan
bod van Engelsche films gehandhaafd blijft.
Verder bepleiten zij maatregelen om de productie van
zgn. ,,quickies", films, door verhuurders voor mini-
mum-kostprijs in alle haast in eigen land klaargestoomd
om over voldoende consenten te kunnen beschikken
voor import van buitenlandsche films onmogelijk te
maken.
Men heeft echter niet de bedoeling daardoor de pro
ductie te belemmeren van die films, welke weliswaar op
uiterst economische wijze zijn vervaardigd, doch niette
min van uitstekend gehalte zijn. Ook de verhuurders voe
len ervoor het voortbestaan van de „quickies" onmogelijk
te maken.
Een aantal verhuurders is met het plan gekomen om
bij de nieuwe quota geen rekening te houden met de
hoeveelheid, doch met de waarde. Zoo is in overweging
gegeven, dat door de verhuurders een bepaald bedrag
zou worden betaald, overeenkomend met een zeker per
centage van de waarde der geïmporteerde films. Dit
bedrag zou dan besteed kunnen worden voor de vervaar
diging van Engelsche films tegen een bepaalden gemid
delden kostprijs.
Hierdoor zou een afdoende waarborg worden verkre
gen tegen de vervaardiging van zgn. quickies.
Men verwacht hiervan, dat een aantal verhuurders
aan de vervaardiging van Engelsche films uiteindelijk het
dubbele zal besteden van het bedrag, dat thans besteed
wordt. In dat geval zou het niet noodig zijn de verhuur
ders nog quota-bepalingen op te leggen. Hierbij dient
opgemerkt, dat de Amerikaansche maatschappijen sedert
de inwerkingtreding der quota-bepalingen ongeveer
5.000.000 pond-sterling in de productie van Engelsche
films hebben geïnvesteerd.
Vele Amerikanen daarentegen hebben geen bezwaar
tegen handhaving van het principe in de bestaande
quota-bepalingen, mits slechts een wat meer soepele
regeling tot stand komt.
In het algemeen genomen schijnt het vrijwel zeker, dat
de verhuurders een quota-regeling beoogen, welke ge
baseerd is zoowel op kwantum als op gemiddelden kost
prijs, waarbij deze kostprijs dan zoodanig zou zijn, dat
de productie van z.g. quickies uitgesloten is.
De filmproducenten daarentegen streven naar een
quota tot een maximum van 35 over een periode van
een bepaald aantal jaren, met zeker minimum eischen
ten aanzien van de kwaliteit der films op een basis van
minimum kosten, welke op een bedrag van 12.000 pond
moeten worden gesteld.
Films, welke met een kleiner kapitaal worden ver
vaardigd, zouden wel onder de quota vallen, maar vol-