MINIMUM-ENTREEPRIJZEN-REGLEMENT OPNIEUW AAN DE ORDE. In ons nummer van 3 October j.1. zetten wij de motieven uiteen, waarom het Hoofdbestuur ge meend had met een gerust hart zijn voorstel tot in voering van een prijzenreglement voorloopig te kunnen terugnemen. Bedoeld concept had immers zijn ontstaan te danken aan den voortdurenden drang naar goed- koopere producten, dus ook naar goedkoopere ge legenheid tot bioscoopbezoek. Een drang, waar aan door verschillende exploitanten maar al te zeer werd toegegeven, zoodat de entreeprijzen ge vaar liepen beneden het niveau te dalen, hetwelk onder de gegeven omstandigheden redelijk en wenschelijk moest worden geacht. Aan dezen mistand wilde het Prijzenreglement een einde maken. Als gevolg van de inmiddels ingetreden wijzi ging der monetaire situatie mocht echter worden verwacht, dat de vrees voor verdere entreeprijzen- verlaging geen reden van bestaan meer zou heb ben, mede met het oog op een logisch aan den dag tredende tendenz tot prijsverhooging. De urgentie van het aan de orde gestelde regle ment kon derhalve geacht worden te zijn verdwe nen en redelijkerwijs mocht het Hoofdbestuur ver wachten, dat men zou inzien, dat onder deze om standigheden geen wijziging gebracht kon worden in de bestaande minimum-entréeprijzen, althans zeker voorzoover de minimum-entréeprijzen reeds op een zeer laag niveau stonden. In deze verwachting is het Hoofdbestuur teleur gesteld; in verschillende gemeenten is men n.1. zoo onverstandig geweest om wederom bioscoopvoor stellingen aan te kondigen voor 10 ets. entree e.d. Begrijpelijkerwijze heeft een en ander reeds on gerustheid verwekt in den kring der exploitanten. Duidelijk komt zulks tot uiting in een motie van den Afdeelingsraad, die Maandag, 19 October in spoedvergadering is bijeengekomen. In deze motie wordt door den Afdeelingsraad te kennen gegeven, dat de veranderde omstandighe den op monetair gebied het vaststellen van mini mum entreeprijzen noch voorloopig noch definitief overbodig maken, weshalve aan het Hoofdbestuur wordt verzocht aan een spoedig te houden leden vergadering van den Bond een reglement, regelend de vaststelling van minimum-entréeprijzen ter goedkeuring voor te leggen. Het moet thans dan ook niet onwaarschijnlijk worden geacht, dat het reeds terzijde gelegde con- cept-prijzenreglement binnenkort opnieuw aan de orde wordt gesteld. Een ander euvel, hetwelk den laatsten tijd in bepaalde gemeenten hand over hand toeneemt, is het vertoonen van drie hoofdfilms in één pro gramma. Men vraagt zich in gemoede af of zij, die zich aan dit exces schuldig maken, wel geacht kunnen worden voldoenden kijk te hebben op het exploi- teeren eener bioscoop. Als er immers één middel is om zelfs den besten filmvriend blasé te maken van de film, dan is het de vertooning van drie hoofdfilms in één pro gramma. Men maakt het program daardoor zóó overla den, dat het bezoek aan de bioscoop in plaats van genot en ontspanning' een kwelling, in ieder geval een uiterst vermoeiende bezigheid wordt. Reeds 't brengen van twee hoofdfilms in een programma is op zich een abnormaliteit, doch nu dit misbruik zoo blijkt voort te woekeren dat er zijn, die hun programma met drie hoofdfilms overladen, kunnen maatregelen van Bondswege niet langer achterwege blijven. Afgezien nog van vorenvermelden psychologi- schen factor wordt dat is zeker de waarde van de hoofdfilm ernstige schade toegebracht en kan het in geen geval uitblijven, dat, indien een dergelijk systeem algemeen wordt toegepast, de exploitatiekosten der bioscooptheaters nog meer gaan stijgen, met alle gevolgen van dien. Wij weten, dat de meesten der betrokkenen niets liever zouden willen, dan met dit systeem te bre ken; zij durven hier echter niet toe over te gaan, omdat zij vreezen, dat andere theaters, die zulks niet doen, oogenschijnlijk meer kunnen bieden en voorloopig althans een gunstiger positie zullen blij ven innemen, Op deze wijze draait men in een kringetje, tot eigen schade en tot schade van het aanzien der film. Dit heeft het Hoofdbestuur gereede aanleiding gegeven een bedrijfsbesluit voor te bereiden, waar bij het aan de leden van den Bond verboden zal zijn meer dan twee hoofdfilms in één voorstelling te vertoonen. Op dezen grond is het Hoofdbestuur eveneens van meening, dat het vertoonen van meer dan twee hoofdfilms in een programma in strijd moet wor den geacht met de algemeene belangen van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf en het dringt er derhalve ernstig bij de leden op aan. reeds nu bij de samenstelling hunner programma's met het aanhangig te maken bedrijfsbesluit reke ning te houden. VERTOONING VAN MEER DAN TWEE HOOFD FILMS IN EEN PROGRAMMA VERBODEN.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1936 | | pagina 5