CONSEQUENTIES VAN UTRECHTS
RAADSBESLUIT.
Dank zij het op 22 October j.1. door den ge
meenteraad genomen besluit, is Utrecht de eenige
gemeente van beteekenis in ons land gebleven
waar een verordening bestaat, volgens welke kin
deren beneden veertien jaar, behoudens dispensa
tie van B. en W., niet de bioscoop mogen bezoe
ken.
Meermalen hebben we in dit orgaan ons stand
punt ten opzichte van de houding van het Utrecht-
sche gemeentebestuur uiteengezet en het onhoud
bare van de betreffende verordening aangetoond.
Wij kunnen thans mededeelen, dat het Hoofd
bestuur gemeend heeft, dat de consequenties van
het Utrechtsche Raadsbesluit streng en logisch
moeten worden doorgetrokken.
Het duidelijkst zullen ze immers tot uiting ko
men, wanneer de verordening voor honderd pro
cent wordt nageleefd en het derhalve onmogelijk
wordt gemaakt, dat te Utrecht voortaan nog bio
scoopvoorstellingen door kinderen worden bijge
woond.
Teneinde dit te kunnen bereiken, zal het Hoofd
bestuur blijkens punt vijf van de agenda voor de
aanstaande ledenvergadering een voorstel doen,
om op grond van artikel 31 der Statuten aan alle
leden te verbieden films ten verhuur, in den zin
van artikel 1 van de Algemeene Voorwaarden van
Verhuur en Huur van Films, verkoop of gebruik
af te staan aan of ten behoeve van personen of
zaken (alle soorten zedelijke lichamen inbegre
pen), die in de gemeente Utrecht woonachtig of
gevestigd zijn en die geen leden zijn van den Ne-
derlandschen Bioscoop-Bond.
Wellicht dat een en ander er toe bijdraagt, dat
na verloop van tijd de geest des tijds over Utrechts
vroede vaderen vaardig wordt, wellicht ook
en laten we dat vurig hopen dat men dan inziet
hoe bespottelijk het is na veertig jaren film aan
kinderen gepast en dikwijls opvoedend filmgenot
te onthouden.
Onder den kop „Neen Utrecht" schrijft de heer
D. v. S. (D. van Staveren, Voorzitter van de Cen
trale Commissie voor de Filmkeuring), o.m. als
volgt over den gang van zaken in de Domstad:
„Wij betreuren deze gang van zaken ten zeerste,
Utrecht is de enige betekenende gemeente, waar
zo iets bestaat. Men weet het daar blijkbaar beter
dan in alle andere gemeenten van ons land, beter
dan alle deskundigen op dit gebied, die zo'n slui
ting absoluut verwerpelijk achten in het belang
van een goede ontwikkeling van het filmwezen.
Er is in Nederland een Rijksfilmkeuring, die haar
taak van jeugdbescherming zeer hoog opvat. Ons
land heeft ten aanzien van de jeugd de scherpste
en de best geregelde filmkeuring ter wereld. Men
leze hieromtrent nog maar eens het artikel in ons
nummer van Juli j.1. Toch zegt de helft van de
Utrechtse raad: wij vertrouwen het zaakje niet en
houden voor de kinderen de bioscoopdeuren dicht.
Wat 'n houding!
Evenzeer als wij op paedagogische gronden
tegenstander zijn van een regelmatig bio
scoopbezoek voor kinderen (men leze onze in 1934
verschenen verhandeling .Kinderen in de bio
scoop"), even sterk zijn wij tegen een sluiting der
bioscopen van overheidswege voor de jeugd, om
dat men daarmee het bedrog, het ontduiken en de
overtredingen provoceert, omdat men het peil der
film er door verlaagt, omdat men het bioscoopbe
drijf onnodig benadeelt, omdat men de beste films
er door uit de plaatselijke theaters houdt, omdat
de kinderen van de beter-gesitueerden in een aan
liggende gemeente toch naar de film gaan, omdat
een enkel bezoek aan een met zorg gekozen film
als feestje voor de kinderen verre te verkiezen is
boven allerlei andere „vermaken", enz., enz.
Wij achten de toestand te Utrecht voor de toe
komst onhoudbaar. Kinderen beneden 14 jaar wor
den in de bioscopen niet toegelaten dan in bijzon
dere gevallen, waarin op verzoek van de directies
door B. en W. ontheffing is verleend. Die onthef
fing wordt te Utrecht, naar wij zijn ingelicht bijna
altijd geweigerd. Een actualiteiten-theater mag
aan de kinderen zelfs geen onschuldige teken-
filmpjes vertonen!
De plaatselijke commissie van toezicht op de bio
scopen is even als wij tegen een bioscoopsluiting
voor kinderen. Bij elk verzoek om ontheffing vra
gen B. en W, advies aan deze commissie. Zij kan
echter deze adviezen niet geven, omdat zij de films
niet kent. En dan wordt de dispensatie maar ge
weigerd! Fraaie toestand! In de stad. die er o zo
trots op is, de vierde stad des lands te zijn en o zo
graag grote-stads-allures wil aannemen!
En als de theater-directies nu eens in het ver
volg geen dispensatie meer vragen,moeten dan
films als bijv. van de K. XVIII, Verlovings- en
huwelijksfilms van de Prinses, verkeers- en hygië
nische films e,d. te Utrecht maar in 't geheel niet
aan de jeugd vertoond worden?
Drijft de raads-helft daar heen? Wij zouden in
dat geval niet gaarne haar verantwoordelijkheid
willen dragen.
Wij kunnen de houding van de „meerderheid"
van de Utrechtse raad niet anders zien dan als
ondeskundig, ondoelmatig, schadelijk. En hoe eer
der de raad op de dwalingen zijns weegs terug
komt, des te meer zal ons dit voor onze goede ge
boortestad verheugen."