gegeven, het bedrijf daardoor ernstig benadeeld zou kunnen worden. Naar aanleiding hiervan meent het Hoofdbe stuur er goed aan te doen, wellicht ten overvloede, nog eens de aandacht, speciaal die van de leden filmverhuurders, te vestigen op het bepaalde in hoofdstuk I. sub 1. a. van het „Nieuwe Leden- en Zakenbesluit". Daarbij is het aan alle leden ver boden om andere films, dan welke betreffen onder werpen van wetenschap, nijverheid, landbouw of handel en als zoodanig ingevolge artikel 1, lid 2, 2e van de Bioscoopwet zijn goedgekeurd door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring, ten verhuur (in den zin van art. 1 van de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films), verkoop of gebruik af te staan aan of ten behoeve van een persoon of zaak (alle soorten zedelijke lichamen inbegrepen), die geen lid is van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en niet staat ver meld op de z.g. „Lijst van Geen Bezwaar". Ter bescherming van de leden is het Hoofdbe stuur niet voornemens in de eerstvolgende maan den comités en corporaties, die op of omstreeks 7 Januari 1937 in het kader van de huwelijksfees ten filmvertooningen willen organiseeren, op de „Lijst van Geen Bezwaar" te plaatsen en het heeft dan ook besloten om vanaf heden tot 15 Februari 1937 alle inschrijvingen op de „Lijst van Geen Bezwaar" in te trekken en geen enkele vereeniging of corporatie meer op de „Lijst van Geen Be zwaar" te plaatsen. Daaruit volgt, dat het dus tot 15 Februari aan alle leden verboden is andere films dan welke door de Centrale Commissie ingevolge art. 1, lid 2, 2e der Bioscoopwet zijn toegelaten, ten verhuur, ver koop of gebruik af te staan aan niet-leden. Van dit besluit van het Hoofdbestuur kan slechts bij hooge uitzondering worden afgeweken voor vereenigingen e.d., die uitsluitend met een cultureel doel in besloten kring een filmvertooning willen organiseeren, welke geheel buiten het kader der huwelijksfeesten valt en mits deze vertooning niet plaats heeft in de eerste veertien dagen van Januari e.k. Voor elk zoodanig geval zal men echter een afzonderlijke aanvrage tot plaatsing op de „Lijst van Geen Bezwaar" bij het Hoofdbestuur moeten indienen. Ter verduidelijking zij er nog op gewezen, dat in de periode vanaf heden tot 15 Februari 1937, waarin in het algemeen geen vereenigingen en cor poraties op de „Lijst van Geen Bezwaar" kunnen worden geplaatst, zooveel mogelijk daarvoor wel in aanmerking zullen kunnen komen de gevallen, waarbij de films, die dergelijke vereenigingen en corporaties van leden-filmverhuurders zouden wil len betrekken, zullen worden vertoond in voor dat doel speciaal gehuurde permanente bioscopen. Verder vestigt het Hoofdbestuur de aandacht, speciaal die van de leden, die reizende bioscopen exploiteeren, op het bepaalde in sub. 4.b. van het Bedrijfsbesluit inzake Reizende Bioscopen (vast gesteld in de algemeene ledenvergadering van den Nederlandschen Bioscoop-Bond d.d. 7 Juni 1935). Daarbij is het aan reizende bioscopen verboden om een film te vertoonen, of voor de vertooning ervan reclame te maken, vóórdat, alsmede binnen een maand, nadat die film vertoond is in die ge meenten, waar permanent één of meer bioscopen gevestigd zijn en die gelegen zijn binnen een af stand van 5 K.M. of minder volgens de aan wijzingsborden van den Algemeenen Nederland schen Wielrijdersbond van de plaats, waar die film per reizende bioscoop wordt vertoond; maar dit geldt niet, wanneer met geen enkele aldaar per manent gevestigde bioscoop een huurovereenkomst voor die film bestaat. Dit verbod is uiteraard ook van toepassing op de z.g. huwelijksfilm en verlovingsfilm. Daar de verschillende filmopnamen van het Prinselijk hu welijk zeker wel door alle permanente bioscopen in ons land zullen worden vertoond, zullen de rei zende bioscopen dus deze films niet kunnen ver toonen in plaatsen, waar permanente bioscopen gevestigd zijn, althans niet eerder dan nadat ten minste een maand verstreken is sinds de vertooning dezer films in de permanente biosco(o)p(en) in de betreffende gemeente. Het Hoofdbestuur vestigt er nog speciaal de aandacht op, dat het aan de leden, die permanente bioscopen exploiteeren, op grond van het bepaalde in hoofdstuk D. van het „Nieuwe Leden- en Za kenbesluit", niet geoorloofd is filmvoorstellingen te geven in andere gebouwen dan in hun eigen permanente bioscooptheaters. Indien zich het geval voordoet, dat clandestien filmvertooningen worden aangekondigd of wan neer men iets van plannen dienaangaande ver neemt, wende men zich aanstonds tot het Bonds bureau.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1936 | | pagina 4