aanleg ook heeft beroepen op een overdracht aan haar door Becce van diens auteursrecht op de door hem gecomponeerde muziek van de geluids film op 19 Maart 1932, d.i. na het ontvangen en aannemen der opdracht van Sokal. Vandaar dan ook blijkbaar, dat de Hooge Raad in zijn tweede arrest zeide, dat Gema zich „in de eerste plaats" had beroepen op de overeenkomst van 1929. Over haar beroep op een overdracht van 19 Maart 1932 nu is door de Rechtbank in haar eerste noch in haar tweede vonnis een beslissing gegeven en dit van haar toen telkens ingenomen, doch door den Hoogen Raad telkens verworpen standpunten te recht niet. Uit de bewoordingen van 's Hoogen Raads ar rest van 14 Februari 1935, houdende, dat de Rechtbank niet onbeslist had mogen laten, of Becce, toen hij de opdracht van Sokal ontving en aannam, zijn rechten op de compositie reeds aan Gema had overgedragen en had kunnen overdra gen, schijnt de Rechtbank te hebben afgeleid, dat zij ook thans niet over een door Gema gestelde overdracht op 19 Maart 1932 had te beslissen, daar de Hooge Raad haar dit niet had opgedragen, doch zijn opdracht aan de Rechtbank had beperkt tot het tijdvak vóór de opdracht van Sokal aan Becce en de aanneming daarvan. Ten onrechte naar het mij voorkomt. Zoodanige beperking is in het eerste arrest niet uitdrukkelijk neergelegd en zou daaruit ten hoogste met een steeds verwerpelijke gevolgtrekking uit het tegendeel kunnen worden afgeleid. En art. 424 Rv. luidt uitdrukkelijk anders, voorschrijvende, dat de verwijzing door den Hoo- een Raad dient tot beslissing van de daadzaken en rechtspunten, waarvan de definitieve beslissing der hoofdzaak afhangt en welke bij de vroegere be handeling onopgelost zijn gelaten. De Hooge Raad kan dus de genoemde beperking niet bedoeld heb ben, doch heeft alleen over het tijdvak voor Sokals opdracht gesproken, omdat het toen vernietigd vonnis der Rechtbank, zooals hij dit verstond, op dit tijdvak betrekking had en dus alleen op Gema's beroep op de overeenkomst van 1929, waarmede dan ook het eerste vonnis der Rechtbank zich uit sluitend had bezig gehouden. Doch nu deze over eenkomst bij 's Hoogen Raads tweede arrest was ter zijde gesteld, werd het nog onopgelost gelaten beroep op de overdracht van 1932 van belang voor de definitieve beslissing en had de Rechtbank bij het thans bestreden vonnis deze overdracht in haar onderzoek moeten betrekken. Ik moet dus hoe verdrietig dit zij conclu- deeren, dat dit vonnis worde vernietigd, dat de zaak voor de derde maal naar de Rechtbank wor de verwezen om de hoofdzaak verder te behandelen en te beslissen met inachtneming van het door den Hoogen Raad te wijzen arrest, alsmede dat de ver weerster zal worden veroordeeld in de kosten in cassatie gevallen. VERMAKELIJKHEIDSBELASTINGEN In het dezer dagen verschenen afdeelingsverslag van den Raad der gemeente Haarlem over de be grooting voor 1937 wordt de vraag gesteld of B. en W. bereid zijn een voorstel te doen tot intrek king van de belastingverhooging nu tengevolge van de devaluatie de prijs van buitenlandsche films belangrijk gestegen is en daardoor de positie der bioscoopbedrijven slechter is geworden, terwijl een verhooging van de toegangsprijzen der bioscoop theaters in een tijd, waarin alles er op gericht is prijsverhooging te voorkomen ongewenscht is. B. en W. verklaren nu bereid te zijn een onder zoek in te stellen. In het laatst verschenen nummer van het offi- cieele Bondsorgaan (No. 38) hebben wij melding gemaakt van de verhooging der vermakelijkheids- belasting in de gemeente Simpelveld en de daar tegen door het Hoofdbestuur ondernomen stappen. In het „Limburgsch Dagblad" is te dezer zake een bericht verschenen van den navolgenden in houd: „Nader vernemen wij over deze kwestie in een telefonisch onderhoud, dat wij hedenmorgen met den burgemeester van Simpelveld, den heer Hou- biers, hadden, dat de raad zelf met de betreffende voorstellen is gekomen om de veel zwaarder druk kende wegenbelasting te ontgaan. Men achtte een verhooging van de zgn. luxe belasting veel gemakkelijker te dragen. De verhoo ging op bepaalde feestdagen tot zelfs 50 pet. is daarentegen wel degelijk ingesteld ten einde het bioscoopbezoek op die dagen te beperken. De kwestie is, dat de propaganda en de reclame voor de bioscoop op de hooge feestdagen en in het bijzonder op Allerheiligen, wanneer de bevolking een bezoek aan het kerkhof brengt om voor de overledenen te bidden, reeds lang voor zeer vele ingezetenen een groote ergernis is. Dat hoopt men met dezen maatregel den kop in te drukken." Het Hoofdbestuur heeft dit bericht ter kennis gebracht van den Minister van Binnenlandsche Zaken, daarbij als zijn meening te kennen gevende, dat aan de verhooging der vermakelijkheidsbelas- ting te Simpelveld heel andere dan fiscale bedoe lingen ten grondslag liggen en dat met deze be lastingverhooging dan ook beoogd wordt het voort bestaan van het bioscoopbedrijf te Simpelveld on mogelijk te maken. Derhalve is andermaal aan Zijne Excellentie verzocht aan de gewijzigde belasting verordening te Simpelveld de goedkeuring van de Kroon te willen onthouden. De vermakelijkheidsbelasting bedraagt in Hoo- gezand 15 pet. Nu hebben Ged. Staten voor de begrooting 1936 er herhaaldelijk op gewezen, dat die belasting tot 20 pet. moest worden opgevoerd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 7