De raad heeft evenwel de 15 pet, gehandhaafd.
Ged. Staten hebben thans bericht, aldus de
Nieuwe Prov. Groninger Courant, dat de 15 pet.
voor de bioscoop kan blijven bestaan, indien deze
belasting voor andere vermakelijkheden zoodanig
wordt opgevoerd, dat het totaal-bedrag 20 pet.
wordt van de entreegelden, die van de bioscoop
inbegrepen. Dit zou beteekenen, dat voor de an
dere vermakelijkheden het percentage 2728 pet.
zal worden.
NEDERLANDSCHE CHRISTELIJKE FILM
CENTRALE
In de dagbladen is een verslag gepubliceerd
van een op 20 Februari j.1. gehouden bestuurs
vergadering van de Nederlandsche Christelijke
Filmcentrale te Utrecht, waarbij de Secretaris heeft
medegedeeld, dat de Nederlandsche Bioscoop-
Bond, na sterken aandrang uitgeoefend te hebben
om de N.C.F, rechtstreeks lid van den Bond te
maken, den boycot over de NC.F. heeft uitgespro
ken, ten einde haar hiertoe te dwingen. Volgens
het verslag werd besloten aan dezen „dwang" niet
toe te geven.
Uit dit bericht zou maar al te gemakkelijk kun
nen worden opgemaakt, dat de Nederlandsche Bio
scoop-Bond kon toetreden, hetgeen vereischt is om
de Nederlandsche Christelijke Filmcentrale tegen te
werken. In werkelijkheid is er niets minder waar.
Immers zijn er reeds, onmiddellijk nadat de N.C.F,
haar werkzaamheden was begonnen, eenige be
sprekingen gevoerd met bestuursleden van de N.
C.F., waarbij erop gewezen is, dat de N.C.F, tot
het lidmaatschap van den Nederlandschen Bio
scoop-Bond kon toetreden, hetgeen vereischt is in
filmzaken met de leden van den Bond te kunnen
doen. Principieel bestond daartegen van de zijde
van de N.C.F, geen enkel bezwaar, maar de aan
het lidmaatschap verbonden verplichting tot het
storten van een waarborg van 1000.bleek, al
thans voorloopig, een onoverkomelijke moeilijkheid
te zijn.
Ten einde de N.C.F, in staat te stellen haar
werkzaamheden te verrichten, heeft de Bond ter
tegemoetkoming toegestaan, dat voorjoopig het
lid van den Bond, de N.V. Multifilm te Haarlem,
aan haar bedrijf zou verbinden een afdeeling rei
zende bioscoop, waarin het filmbedrijf van de
N.C.F, zou worden ondergebracht. Daarbij was het
de bedoeling, dat, indien eenmaal het werk van
de N.C.F, was georganiseerd en tot een bepaalde
ontwikkeling zou zijn gekomen, de N.C.F, zelve
lid van den Bond zou worden.
Inmiddels is echter gebleken, dat de N.C.F.
zich aan een overtreding van een besluit van het
Hoofdbestuur met betrekking tot de vertooning
der filmopnamen van het vorstelijk huwelijk heeft
schuldig gemaakt. Bij het daaromtrent ingesteld
onderzoek is aan den dag gekomen, dat de N.C.F.
met een belangrijk besluit van den Bond in het
geheel niet op de hoogte was en dat in feite de
geheele exploitatie der reizende bioscoop niet door
de N.V. Multifilm, maar door de N.C.F, geschiedt.
Daar dit tot ongewenschte complicaties aanleiding
heeft gegeven en ook nog verder zou kunnen geven,
heeft het Hoofdbestuur van den Bond besloten aan
de N.C.F, mede te deelen, dat zij thans lid van
den Bond dient te worden. Niets staat de verwer
ving van het lidmaatschap van den Bond voor de
N.C.F, in den weg. Zij heeft slechts te vervullen
de normale voorwaarden, die voor elk nieuw lid
zonder onderscheid zijn gesteld, d.w.z. storting van
den vorenbedoelden waarborg, betaling van entree
geld en contributie.
Van een boycot is in het geheel geen sprake.
Het op 1 Februari j.1. vastgestelde z.g. Overgangs-
besluit en de daarin vervatte bepalingen ten aan
zien van de Lijst van Geen Bezwaar bevat echter
het verbod aan alle leden om met personen of
zaken, die geen lid van den Bond zijn, filmzaken
te doen, welk verbod uiteraard ook op de N.C.F,
van toepassing is.
BUMA CONTRA DE OMROEPVEREENIGINGEN
De strijd tusschen het B.U.M.A. (Bureau voor
muziek-auteursrecht) en de radio-omroepvereeni-
gingen is nog steeds niet ten einde. Buma eischt
hooge bedragen van de omroepvereenigingen voor
de uitzending van de door dit bureau beschermde
muziek. Buma verbood reeds in 1934 muziek
werken van haar repertoire uit te zenden zoolang
de radiovereenigingen geen contract met Buma
zouden hebben en toen hieraan geen gevolg werd
gegeven, den rechter gevraagd in dit verbodsrecht
te worden beschermd.
De rechtbank heeft, nadat zij had vastgesteld,
dat Buma een uitgebreid repertoire van muziek
werken tot haar beschikking heeft en dat de om
roepvereenigingen daarvan onrechtmatig hadden
uitgezonden, de vordering niettemin ontzegd, om
dat zij aannam, dat het auteursrecht in handen van
de gemonopoliseerde vakvereeniging der compo
nisten zooals Buma is, een geheel andere betee-
kenis krijgt en dat nu de uitoefening van dat ver
bodsrecht door Buma dus wijst in de richting van
rechtsexces.
Buma heeft van dit vonnis geappelleerd en op
19 Februari j.1. diende de zaak voor het Hof te
Amsterdam. Voor het Buma trad op mr. J.
Heintz.
Deze stelde o.m. dat de monopolie-positie in
Buma's auteursrechten geen verandering brengt.
De lex-Buma heeft niet de bedoeling gehad de
auteurs in hun rechten te beperken: het tegendeel
blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming
der wet. Van rechtsmisbruik is geen sprake.
Buma heeft geenszins de bedoeling de omroep
vereenigingen te benadeelen, zijn eenig doel is het