komen tot een juiste exploitatie van de aan hem
toevertrouwde rechten en dat kan het alleen als
het door den rechter in zijn verbodsrecht be
schermd wordt.
Mr. P. J. Witteman, optredende voor A.V.R.O.,
K.R.O. en V.A.R.A., gaf eerst eenige cijfers:
Buma eischt voor 1934 50 mille, voor 1935 75
mille, in 1936 100 mille, om ten slotte te komen
tot 180 mille De omroep betaalde voor dien tijd
plm. 20 mille en bood na onderhandeling tot 32.500.
Buma bleef eischen ƒ50.000.—. Einde Mei 1934
liepen de onderhandelingen vast. Daarna zijn on
derhandelingen over de vergoeding 1935 en 1936
gevoerd. Tot een overeenstemming kon men niet
komen. Er worden nog onderhandelingen gevoerd,
waarbij de ministers van Justitie, Binnenlandsche
Zaken en de Radioraad zijn betrokken.
De concentratie van rechten op het Buma, al
dus deze raadsman, is niet gebeurd om een machts
middel aan Buma te geven, doch uit maatschap
pelijk oogpunt. Het zou misbruik van recht zijn,
wanneer het uitzendverbod werd toegewezen. Ook
de arbiters die in dit geschil zijn opgetreden stel
len zich op het standpunt, dat het monopolie het
gevaar van misbruik oplevert. Natuurlijk moet er
auteursrecht worden betaald, doch de vergoeding
moet redelijk zijn.
Wanneer de geweldige sommen gevraagd door
Buma betaald zouden moeten worden, zou dit
voor de honderdduizenden luisteraars een gevoelig
verlies beteekenen. Wanneer het gevraagde verbod
tot uitzending zou worden toegewezen zou aan
Buma een machtsmiddel in handen worden ge
geven, sterker dan dat waarover de belasting-amb
tenaren beschikken bij het innen van de belasting
penningen.
Vervolgens ontwikkelde pi. nog eenige juridi
sche grieven tegen de eischen van Buma. Hij
wees er nog eens op, dat de omroep gaarne een
billijke vergoeding wil betalen, maar niet een be
drag dat willekeurig door het Buma wordt gede-
creteerd.
De uitspraak werd vastgesteld op 8 April a.s.
TOEPASSING ART. 17 DER STATUTEN
Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond heeft in zijn vergadering van
Dinsdag, 2 Februari 1937 besloten ingevolge arti
kel 17 der Statuten de straf van waarschuwing
toe te passen op de N.V. Theater Maatschappij
„Het Oosten", exploiteerende het Ooster Thea
ter te Rotterdam (verder te noemen Ooster Thea
ter), zulks op grond van de overweging:
Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond heeft in zijn vergadering van
Dinsdag, 2 Februari 1937 besloten ingevolge art.
17a der Statuten de straf van waarschuwing toe
te passen op de N.V. Nederlandsche Theater Ex
ploitatie Maatschappij, exploiteerende het Luxor
Theater te Leiden (verder te noemen Luxor Thea
ter), zulks op grond van de overweging:
dat de daartoe door de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders
van den Bond en door het betreffend filmverhuurkantoor ge
machtigde accountant in de week van 18 tot en met 24 De
cember 1936 de opbrengst van een op percentage-basis in het
Ooster Theater te Rotterdam vertoonde film heeft gecontro
leerd en met het oog op deze controle aan het Ooster Theater
verzocht heeft de afgescheurde contröle-strooken der toe
gangsbewijzen gedurende die week te bewaren en tevens hem
machtiging te verleenen om bij de administratie der verma-
kelijkheidsbelasting op te vragen de nummers der boeken
met toegangsbewijzen, welke het Ooster Theater in die week
zou aanschaffen;
dat het Ooster Theater verzuimd heeft de vorengemelde
contrölestrooken te bewaren en evenmin de gevraagde mach
tiging aan den accountant heeft verleend;
dat het Ooster Theater zich er slechts op beroept, dat het
den brief van den accountant, waarin de machtiging werd
gevraagd, niet heeft ontvangen en dat het anders zeker deze
machtiging zou hebben verleend;
dat de accountant voornoemd heeft verklaard, dat hij over
deze machtiging een telefonisch onderhoud met de directie
van het Ooster Theater heeft gevoerd en dat hij dan ook
niet kan aannemen, dat de betreffende brief niet is ontvangen;
dat uit het vorenstaande volgt, dat het Ooster Theater
door het niet bewaren der contrölestrooken der in voormelde
week uitgereikte toegangsbewijzen in strijd heeft gehandeld
met het bepaalde in de vierde alinea van artikel 9 van de
Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films
van den Bond, waarin immers is bepaald, dat de huurder van
een film bij controle verplicht is alle op de opbrengst van
elke voorstelling betrekking hebbende bescheiden over te
leggen;
dat daaruit tevens volgt, dat het Ooster Theater verplicht
was op grond van artikel 9 der Bondsvoorwaarden de ge
vraagde machtiging aan den accountant te geven ten einde
de noodige gegevens van de administratie der vermakelijk-
heidsbelasting met het oog op zijn controle Yz verkrijgen en
alle verdere medewerking te verleenen aan dien accountant,
welke verplichting het Ooster Theater niet is nagekomen;
dat het Hoofdbestuur bij de toepassing van artikel 17 der
Statuten wegens deze handelingen in strijd met de Bonds
voorwaarden in aanmerking heeft genomen, dat artikel 17 der
Statuten thans voor de eerste maal op het Ooster Theater
moet worden toegepast en derhalve heeft willen volstaan met
de straf van waarschuwing in het vertrouwen, dat het Ooster
Theater in den vervolge bij controle der opbrengst van op
percentage-basis gehuurde films alle vereischte medewerking
aan den gevolmachtigde van het betreffend filmverhuurkan
toor en/of der Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders zal verlee
nen en aan dezen gemachtigde inzage zal verleenen van alle
op de opbrengst van elke voorstelling betrekking hebbende
stukken.
dat de daartoe door de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders
van den Bond en door het betreffend filmverhuurkantoor ge
machtigde accountant in de week van 25 t/m. 31 December
1936 de opbrengst der op percentagebasis in het Luxor Thea
ter te Leiden vertoonde films heeft gecontroleerd en met het
oog op deze controle aan het Luxor Theater heeft verzocht
de afgescheurde contrölestrooken der toegangsbewijzen gedu
rende die week te bewaren;
dat het Luxor Theater echter alleen bewaard heeft de con
trölestrooken van de op 29 en 31 December uitgereikte plaats
bewijzen;
dat het Luxor Theater zich er op beroept, dat zij op een
van de andere dagen der betreffende week de contrölestroo
ken had bewaard, maar dat die strooken zijn vernietigd, door
dat iemand een brandende sigaret in de bus met strooken
heeft geworpen;
dat echter vaststaat, dat het Luxor Theater een groot ge
deelte van de contrölestrooken der in voormelde week uit
gereikte toegangsbewijzen niet heeft bewaard en daardoor
in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de vierde alinea