DE BONDSVOORZITTER ONGESTELD Met leedwezen zullen de meesten onzer reeds vernomen hebben, dat de Bondsvoorzitter, de heer D. Hamburger Jr. door een ongesteldheid van vrij ernstigen aard aan het ziekbed is gekluisterd. De heer Hamburger wordt sedert eenige weken verpleegd in de kliniek van Professor Heymans v. d. Berg te Utrecht, waar hij ter observatie is opgenomen. Gelukkig heeft het ziekte-proces een gunstig ver loop en mogen we ons vleien met de hoop, dat we onzen Bondsvoorzitter spoedig geheel hersteld in ons midden kunnen begroeten. Dit algeheel herstel zij den heer Hamburger van deze plaats namens alle leden van den Nederland- schen Bioscoop-Bond van ganscher harte toege- vvenscht. NIEUWE ZAKEN Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van Dinsdag. 27 April j.1. besloten aan de heeren H. Bisschop en T. Buursma toestemming te verleenen, als bedoeld sub B. van het Overgangsbesluit dd. 1 Februari 1937, voor het stichten van een nieuwe permanente bioscoop in de gemeente De Leek. In zijn vergadering van 27 April heeft het Hoofdbestuur voorts in overeenstemming met het z.g. Overgangsbesluit van 1 Februari 1937 beslo ten: aan den heer Bernhard B. Meyer te Amster dam toestemming te verleenen tot het overnemen en voortzetten van de exploitatie van het filmverhuur kantoor Victoria Film te Amsterdam; aan de heeren A. van Meel en Gurt Hirschberg te Scheveningen toestemming te verleenen tot het overnemen en voortzetten van de exploitatie van het Centraal Theater en de Scala Bioscoop te Hel mond; aan de N.V. Vereenigde Theaters en Bioscopen te Heerlen toestemming te verleenen tot het ex- ploiteeren van een journaaltheater in de zaal van het Hollandia Theater aldaar. Het Hoofdbestuur heeft gegrond verklaard het door den heer A. A. M. van Gorp, exploitant van het Luxor Theater te Bergen op Zoom, ingesteld beroep van de beslissing van de Eerste Kamer der Commissie N.Z. d.d. 14 Januari 1937, waarbij der halve deze beslissing vernietigd is en den heer Jean Benner geen vergunning is verleend tot het vesti gen van een nieuwe permanente bioscoop aan den Steenbergschen weg te Bergen op Zoom. TOEPASSING ARTIKEL 17 DER STATUTEN Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 27 April 1937 besloten de straf van waar schuwing, als bedoeld in artikel 17a der Statuten toe te passen op de N.V. Columbia Film te Am sterdam, zulks op grond van de overweging: UITSPRAKEN RAAD VAN BEROEP dat Columbia Film aan de firma Gerzon te Amsterdam films ter vertooning heeft afgestaan, welke op of omstreeks 31 Maart 1937 in de lunchroom van deze firma te Amsterdam zijn vertoond; dat de firma Gerzon geen lid is van den Bond en ook niet staat geplaatst op de z.g. Lijst van Geen Bezwaar", als bedoeld in het „Overgangsbesluit d.d. 1 Februari 1937; dat Columbia Film derhalve in strijd heeft gehandeld met voormeld „Overgangsbesluit". op grond waarvan het aan alle leden van den Bond verboden is films ten verhuur, ver koop of gebruik af te staan aan of ten behoeve van per sonen of zaken, die geen lid zijn van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en niet vermeld staan op de „Lijst van Geen Bezwaar"; dat de firma Gerzon met vorenbedoelde films een voorstel ling heeft gegeven, welke blijkens de advertenties in de dagbladen toegankelijk was voor de kinderen van haar clientèle; dat daaruit volgt, dat Columbia Film door films voor dit doel aan de firma Gerzon af te staan ook gehandeld heeft in strijd met het Bedrijfsbesluit inzake Filmlevering aan Koopmanszaken d.d. 13 Maart 1933, op grond waarvan het aan alle leden verboden is films ten verhuur, verkoop of gebruik af te staan aan of ten behoeve van koopmanszaken, die niet uitoefenen een der in artikel 6 der Statuten ver melde bedrijven, doch andere zaken drijven en de film ver- toonen of doen vertoonen bij wijze van toegift op de bij hen gekochte artikelen, ook al wordt voor die vertooning in een of anderen vorm een bijdrage geheven; dat Columbia Film er zich op beroept, dat zij uitsluitend met eenige smalfilms een demonstratie in het gebouw van de firma Gerzon heeft gegeven, maar dat dit beroep niet opgaat, daar vaststaat, dat met bedoelde films een voorstel ling is gegeven in de lunchroom van de firma Gerzon, waarbij publiek, althans clientèle van de firma Gerzon tegenwoordig was; dat het Hoofdbestuur bij de toepassing van artikel 17 der Statuten in aanmerking heeft genomen, dat dit artikel thans voor de eerste maal op Columbia Film moet worden toe gepast, weshalve het heeft willen volstaan met de straf van waarschuwing, in het vertrouwen, dat Columbia Film deze waarschuwing volledig ter harte zal nemen. De Raad van Beroep (Tweede Kamer) heeft in zijn op 10 Maart 1937 gehouden zitting in hoogste instantie nog de navolgende uitspraken gedaan: Inzake het door D.L.S. Film Holland N.V., gevestigd te Rotterdam, op 23 Februari 1937 aanhangig gemaakt hooger beroep van de beslissing der Commissie van Geschillen, ge wezen op 10 Februari 1937 (en aan partijen medegedeeld op 22 Februari 1937) inzake het door D.L.S. Film Holland N.V. voornoemd op 31 December 1936 aanhangig gemaakt geschil contra den heer G Lewin, exploitant van het Roxy Theater te Leiden, dat het vonnis waarvan beroep moet worden be vestigd met veroordeeling van appellante (D.L.S., oorspron kelijk eischeres) in de kosten van beide arbitrages, in totaal

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 8