gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten, bedra
gende 20.zulks op grond van de overweging:
dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat zij met den rechtheb
bende op het Casino Gebouw te 's-Hertogenbosch uitvoerige
onderhandelingen heeft gevoerd over het aangaan van een
overeenkomst inzake den verhuur en huur van gemeld gebouw
voor het geven van bioscoopvoorstellingen, welke onderhan
delingen mede doordat eischeres met de filmverhuurkan
toren, die nog contracten voor vertooning van films in dit
gebouw hadden loopen, te dezer zake ampele besprekingen
had gevoerd, in begin December 1936 zoover waren ge
vorderd, dat omtrent bedoelde verhuur- en huurovereenkomst
tusschen eischeres en den rechthebbende op het gebouw prin
cipieel overeenstemming was bereikt; dat gedaagden, hooren-
de van het plan van eischeres om in het Casino Gebouw te
's-Hertogenbosch regelmatig bioscoopvoorstellingen te gaan
geven en daarvan zeer nadeelige gevolgen vreezende voor
hun bioscoopexploitatie in dezelfde gemeente, zich tot eische
res gewend hebben met het verzoek dit plan niet tot uitvoe
ring te brengen en hen (gedaagden) in de gelegenheid te stel
len het Casino Gebouw te huren; dat eischeres, rekening
houdende met den door gedaagden geduchten achteruitgang
van hun zaken bij uitvoering van haar plan, zich bij een op
16 December 1936 met gedaagden gevoerd onderhoud heeft
bereid verklaard ter wille van gedaagden van het plan af te
zien, indien gedaagden het Casino Gebouw zouden huren;
dat gedaagden eischeres bij schrijven dd. 17 December 1936
hebben gemachtigd voor hen „een bod te doen tot huur van
het complete gebouw Casino met volledigen inventaris van
uiterst per jaar", welk contract zou moeten worden
aangegaan voor den duur van vijf jaar met vijf optiejaren,
waarbij zij tevens bevestigden, dat elk bedrag, waarmede
eischeres de huursom beneden verminderd zou krijgen,
voor het eerste huurjaar aan eischeres zal worden uitbetaald.
evenals het verder overeengekomen bedrag van
voor de bemoeiingen van eischeres; dat nader tusschen par
tijen overeengekomen werd dit bedrag van tot
te verhoogen; dat eischeres op grond van deze machtiging
onderhandelingen heeft aangeknoopt met den rechthebbende
op het gebouw en dezen er toe heeft weten te bewegen met
qedaagden een overeenkomst voor den verhuur en huur van
het Casino Gebouw aan te gaan tegen een huursom van
per jaar; dat voor deze overeenkomst een voorloopig
contract is opgemaakt, hetwelk door den rechthebbende op
het gebouw en den aedaagde Martens is onderteekend, waar
bij deze laatste op zich genomen heeft ook voor de handtee-
kening van gedaagde Top te zullen zorgdragen; dat de be
moeiingen van eischeres daardoor met succes waren bekroond
en gedaagden haar dus verschuldigd werden n.1. het
qrondbedrag van vermeerderd met zijnde het
bedrag, waarmede de huursom onder het door gedaagden ge
stelde maximum van was gebleven: dat gedaagden on
danks herhaalde aanmaning met de betaling van het bedrag
van in gebreke zijn gebleven; dat eischeres op voren-
vermelde gronden van gedaagden betaling van vordert;
dat gedaagden in hoofdzaak hiertegen aanvoeren: Ie. dat
de klacht weliswaar vermeldt, dat zij gaat tegen de ge
daagden Martens en Top, doch in werkelijkheid alleen grie
ven bevat tegen gedaaqde Martens, zoodat de vraag rijst van
wie betaling gevraagd wordt; 2e. dat de N.V. Rembrandt
Theater te Utrecht ten deze buiten het geschil staat en ge
daagden onbekend is, hebbende zij alleen besprekingen ge
voerd met den heer D. Hamburger Jr.. die daarbij ver
klaarde slechts op te treden als ..particulier" en „bemid
delaar", doch niet als directeur van de N.V. Rembrandt
Theater; 3e. dat de besprekingen, welke de heer Hamburger
voornoemd over het huren van het Casino Gebouw te 's-Her
togenbosch heeft gevoerd met gedaagden, niet hebben geleid
tot een overeenkomst, omdat partijen niet tot overeenstem
mina konden geraken: dat, waar de provisie van den heer
Hamburger voornoemd alleen gebaseerd was op en hem alleen
toekwam, indien partijen tot overeenstemming geraakten,
den heer Hamburger ook geen provisie toekomt; 4e. dat ge-
daagde-Martens zich later rechtstreeks met een der aandeel
houders van den rechthebbende op het gebouw in verbinding
heeft gesteld en het gebouw zelfstandig heeft gehuurd, zonder
tusschenkomst van den heer Hamburger en op geheel andere
condities dan aan de combinatie-Top en Martens waren
voorgesteld;
dat mede in verband met den grondslag der arbitrage aller
eerst beantwoording behoeven de vragen, ten eerste of eische
res (N.V. Rembrandt Theater te Utrecht) dan wel haar
directeur, de heer D. Hamburger Jr., in privé aanspraak op
betaling van het gevorderd bedrag kan maken en ten tweede,
of deze vordering behoort te worden ingesteld tegen beide
gedaagden Martens en Top gezamenlijk dan wel tegen den
gedaagde-Martens afzonderlijk;
dat er naar het oordeel der Commissie geen twijfel aan
bestaat, dat de heer D. Hamburger Jr. voornoemd in deze
zaak niet is opgetreden als „particulier", maar als direc
teur van eischeres, daar eischeres oorspronkelijk het plan
had opgevat om het Casino Gebouw te 's-Hertogenbósch te
huren en daarmede reeds geruimen tijd doende was en eische
res derhalve voor het opgeven van dit plan ter wille van
gedaagden gerechtigd was een vergoeding te vragen;
dat wat de tweede vraag betreft, vaststaat, dat de mach
tiging vervat in den brief van 17 December 1936 door beide
gedaagden is onderteekend en beide gedaagden tot de nako
ming van hun in dien brief omschreven verplichtingen ge
houden zijn;
dat uit het vorenstaande volgt, dat het geschil is ontstaan
tusschen de N.V. Rembrandt Theater te Utrecht en de hee-
ren P. C. H. Martens en A. Top te 's-Hertogenbosch;
dat beide partijen leden zijn van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond;
dat volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van
den Bond alle tusschen de leden onderling ontstane geschil
len door de Commissie van Geschillen worden uitgemaakt;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is om van
dit geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als
arbitrage-commissie, wier beslissingen vatbaar zijn voor hoo-
ger beroep bij den „Raad van Beroep";
dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek is komen
vast te staan, dat eischeres den rechthebbende op het Casino
Gebouw en gedaagden met elkaar in contact heeft gebracht;
dat dit contact dank zij de bemiddeling van eischeres er
toe geleid heeft, dat tusschen den rechthebbende op het Ca
sino Gebouw en gedaagden overeenstemming over de huur
waarden, w.o. een huurprijs van werd bereikt en dat
ook een voorloopig contract werd opgemaakt, hetwelk is on
derteekend door gedaagde-Martens, die op zich heeft genomen
ook gedaagde-Top dit contract te doen onderteekenen;
dat weliswaar gedaagde-Top dit voorloopig contract niet
heeft onderteekend, maar daardoor getreden is buiten de door
hem en gedaagde-Martens op 17 December 1936 aan eische
res verleende machtiging;
dat daaruit volgt, dat de door eischeres verleende bemid
deling wel heeft geleid tot een overeenkomst, al was die
dan ook „voorloopig", althans voor gedaagden de gelegen
heid heeft opgeleverd een huurovereenkomst, als omschreven
in de machtiaing van 17 December 1936, aan te gaan, maar
dat gedaagden, althans gedaagde-Top van deze gelegenheid
geen gebruik heeft willen maken, althans niet op dat moment,
hetgeen zeker geen grond kan opleveren om eischeres de haar
rechtmatig toekomende vergoeding voor haar bemiddeling te
onthouden; daargelaten, dat de huurovereenkomst, welke
gedaagde-Martens alleen (naar beweren van gedaagden) met
den rechthebbende op het Gebouw Casino rechtstreeks is aan
gegaan, toch ook beschouwd moet worden als te zijn het
nevolg van de bemiddeling van eischeres;
dat eischeres geacht moet worden zich van de haar door
gedaagden opgedragen taak, n.1. om den rechthebbende op het
gebouw er toe te bewegen met gedaagden een huurovereen
komst aan te gaan voor een huurprijs van maximaal
per jaar, volledig te hebben gekweten:
dat derhalve de vordering van eischeres tot betaling van
de in de schriftelijke machtiging van 17 December 1936 om
schreven vergoeding gegrond moet worden geacht;
dat omtrent de grootte van het bedrag dezer vergoeding,