SUSTEREN IN LAST.
De beslissing van het Hoofdbestuur van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond om toestemming
te verleenen tot het vestigen van een nieuwe per
manente bioscoop in de gemeente Susteren, heeft
een rimpeling doen ontstaan in het overigens effen
en, naar thans gebleken is, ondiepe watertje van
de plaatselijke politiek in dit Limburgsch dorpje.
Een bioscoop in Susteren beteekent een heele
vooruitgang voor een dergelijk plaatsje, zou men
kunnen redeneeren, ze brengt genot en ontspan
ning, ontwikkeling zelfs, ze beteekent voor de
zakenmenschen voordeel en levert een niet onbe
langrijk extraatje aan de gemeentekas.
Burgemeester en Wethouders van Susteren
zagen dat allemaal zeer goed in en zij begrepen
bovendien, dat een jong bedrijf een kleine tege
moetkoming behoeft om er te kunnen komen.
En met een werkelijkheidszin, die aan vele ge
meentebesturen ten voorbeeld kan worden gesteld,
waren zij voornemens die tegemoetkoming te
geven in den vorm van een halveering van de
bestaande 20 heffing op vermakelijkheden,
blijkbaar inziende, dat deze last, die reeds zooveel
bioscoopondernemingen het leven ondragelijk
maakt, voor een kleine onderneming als ter plaatse
zou worden gevestigd, allicht te zwaar zou zijn.
Maar Susterens opportuun College van B. en
W. had buiten den waard gerekend. Daar was
b.v. mijnheer Fiddelers, die het onbillijk vond
tegenover de eigen inwoners, wanneer een vreem
deling slechts 10'% behoefde te betalen, ter
wijl de eigen inwoners 20hadden op te bren
gen. En daar was b.v. mijnheer Zits, die een ande
ren kant aan de zaak zag, dan den financieelen,
en wel den zedelijken. Mijnheer Zits zag het al
heel donker in en vreesde voor Susterens bevol
king het allerergste. Zelfs coupures, aldus mijnheer
Zits, zouden hier de zedelijkheid niet kunnen red
den, want dan zouden de menschen het toch ergens
anders gaan zoeken, n.1. daar waar „pikantere"
films werden vertoond.
Dan was er nogmaals mijnheer Zits, die het
spook van den machtigen Bioscoop-Bond zag op
doemen en wiens zenuwen in de war waren ge
bracht door geruchten, volgens welke dit machtig
instituut zijn eischen zou gaan stellen, indien de
belasting van 20 zou worden gehandhaafd, en
hij begon al met te zeggen, dat hij niet wilde
bukken.
Enfin, hoe de Voorzitter ook trachtte op te
tornen tegen de waandenkbeelden, die zich in de
hoofden van Susterens vroede vaderen genesteld
hadden, het hielp niets. Met 9 tegen 2 stemmen
werd het voorstel van B. en W. verworpen.
Wat te zeggen van deze gemeentelijke vertoo
ning, die even ridicuul aandoet als een film van
30 jaar geleden?
We dachten, dat de wallen en vestingmuren
gesloopt en de ringgrachten gedempt waren en
dat de nieuwe tijd in den loop der jaren ook aan
Susterens poorten had aangeklopt. Helaas blijkt hij
hier voorbij te zijn gegaan. Wellicht omdat de
poorten gegrendeld bleven en de vestingmuren
onneembaar waren.
En met den nieuwen tijd bleef vanzelfsprekend
de ontwikkeling van de film en van de bioscopie
voor Susteren een gesloten boek.
Men heeft er eenvoudig niets van begrepen en
dat is spijtig. Het spijt ons voor Susteren en het
spijt ons voor het gemeentebestuur. Bovenal spijt
het ons voor den nieuwen exploitant in Susteren,
die het ongetwijfeld moeilijk zal hebben en temid
den van zooveel tegenwerking en vooroordeel
zeer voorzichtig zal moeten laveeren om zonder
ongelukken bij het doel te komen.
Toch steekt het geval Susteren boven Susteren
uit. Het werpt een schril licht op de ongelooflijk
bekrompen inzichten, die er op het platteland nog
heerschen ten opzichte van de film en het film
en bioscoopbedrijf en op de moeilijkheden, waar
mede exploitanten van kleine zaken in de provincie
dientengevolge te kampen hebben.
Het bedrijf op het platteland heeft een grooten
achterstand in te halen. Susteren wijst ons hiertoe
een weg en een taak. Een taak, meer speciaal weg
gelegd voor de exploitanten van kleine zaken. Zij
komt hierop neer, dat met alle mogelijke middelen
een zoodanige propaganda voor de film zal moe
ten worden gemaakt, dat de Fiddelersjes en de
Zitsjes van de dorpen tot het inzicht komen, dat
de film niet meer is het spectakel van 30 jaar
terug, maar dat zij is geworden een cultureele
factor van de beteekenis, zooals deze hier reeds
zoo dikwijls is uiteengezet en zooals deze ook alom
wordt erkend. Een taak, welke bovendien hierop
neerkomt, dat door verstandige exploitatie met een
juisten kijk op de filmmarkt, het bedrijf op peil
wordt gebracht en gehouden en de samenstelling
van de programma's zoo is, dat in stede van voor
oordeel, belangstelling en waardeering worden
gewekt.
Deze taak is moeilijk, maar noodig. Eens zullen
de scheeve torens van dwaze en verouderde be
grippen omver moeten worden gestooten, al is het
dan stuk voor stuk, opdat ook aan de film, daar
waar zij nog miskend wordt, ten volle recht we
dervare
Maar laten we in ieder geval beginnen met
Susteren!