waarin het film- en bioscoopbedrijf van alle landen
der wereld vereenigd is. In verschillende interna
tionale congressen hebben, aldus dit schrijven, de
vertegenwoordigers van den Nederlandschen Bio
scoop-Bond pogingen aangewend om dit ideaal te
verwezenlijken en de Bond zou dan ook de eerste
zijn geweest om tot de Chambre Internationale du
Film toe te treden, indien de zetel dezer organi
satie niet gevestigd was in een land, waar de film
kunst niet vrij is en waar filmkunstenaars worden
geweerd om redenen, welke met de film als zoo
danig niets uitstaande hebben.
Als de overtuiging van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond is dan ook in het schrijven te ken
nen gegeven, dat een internationale organisatie op
filmgebied slechts dan vruchtdragend werk kan
verrichten, wanneer haar zetel gevestigd is in een
land, waar filmkunst en filmbedrijf zich onbelem
merd kunnen ontplooien. Zoolang de zetel van de
Chambre Internationale du Film in Berlijn geves
tigd is, kan de Nederlandsche Bioscoop-Bond.
hoezeer zij ook internationale samenwerking nood
zakelijk acht, niet tot het lidmaatschap van de
Filmkammer toetreden, terwijl hij bovendien tot
zijn spijt onder deze omstandigheden geen gevolg
kan geven aan de uitnoodiging tot bijwoning van
het Internationale Filmcongres.
„HET WITTE DOEK"
Wij ontvingen het eerste nummer van „Het
witte Doek", officieel orgaan van de Katholieke
Film Actie in Nederland.
Een enkele oogopslag reeds doet zien, dat men
hier te doen heeft met een principieel gericht perio
diek, dat in eenvoudige uitvoering, een rustig,
populair, doch niettemin doeltreffend middel van
propaganda tracht te zijn voor de goede film in
het algemeen en voor de Katholieke Film Actie
in het bijzonder.
Het verliest zich niet in niet te lezen leerstel
lige beschouwingen en tracht zich evenmin uit te
leven op de onverkwikkelijke manier, welke wij
geruimen tijd van zich principieel noemende tijd
schriften gewend waren. Dit achten wij op zich
zelf een verdienste.
In zijn geheel is het blad een getrouwe afspiege
ling van de werkzaamheden der nieuwe gecon
centreerde Katholieke Actie op het gebied van de
film, waarvan wij in dit orgaan meermalen melding
maakten.
Onder de vele artikelen treft ons dat, waarin
onder den titel: „Jeugd en Film", aandacht wordt
geschonken aan onze houding in de Utrechtsche
kwestie. De wijze, waarop dit geschiedt, kunnen
wij niet anders dan eerlijk en sympathiek vinden.
Minder sympathiek komt ons voor, hetgeen
Pater van Schalen O.F.M, over de hedendaagsche
film schrijft onder het hoofdje: „Filmster".
Op pathetische wijze wordt hier voor de zoo-
veelste maal het gruwelverhaal opgedischt van de
verderfelijkheid der hedendaagsche film en de in
druk gewekt alsof de hedendaagsche film erop uit
zou zijn „zedelijk te ruïneeren, te verbrijzelen en
kapot te slaan". Directeuren van opvoedingsge
stichten en van gevangenissen zouden, volgens
den geachten schrijver, in dit opzicht heel wat ont
hullingen kunnen doen.
Pater van Schalen neme het ons niet kwalijk,
wanneer wij tegen de algemeenheid van zijn be
weringen ten stelligste moeten opkomen. Op deze
manier werpt hij een blaam op het film- en bio
scoopbedrijf van vandaag, meer in het bijzonder
in ons land.
Zijn verhaal is er een van 20 jaar terug. En
ook toen reeds moest dit, gelijk officieele enquêtes
bewezen, in zijn algemeenheid onjuist worden ge
acht. De verklaringen van directeuren van opvoe
dingsgestichten en van justitiëele autoriteiten zijn
in dit opzicht sterk tegenstrijdig en blijken, voor
zoover zij ongunstig zijn voor wat de film aangaat,
terug te slaan op uitzonderingen.
Wij willen de tenlastelegging van Pater van
Schalen aan de hedendaagsche film en aan het
film- en bioscoopbedrijf gaarne op rekening zetten
van de omstandigheid, dat hij wellicht weinig in
de gelegenheid is de bioscopen te bezoeken; wij
zijn er zelfs van overtuigd, dat wanneer hij zulks
wel deed en zich geregeld op de hoogte hield van
wat er in de bioscoop wordt gebracht, zijn oordeel
wellicht wat milder zou zijn en misschien wel
plaats zou maken voor een wat vriendelijker hou
ding jegens het film- en bioscoopbedrijf in Ne
derland.
TOEPASSING ART. 17 DER STATUTEN
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
Dinsdag, 8 Juni 1937 besloten de straf van waar
schuwing, als bedoeld in art. 17a der Statuten, toe
te passen op den heer A. G. Canis, exploitant van
het Spaarne Sound Theater te Haarlem en ge
noemden heer te sommeeren alsnog den daardoor
door de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders en door
het betreffend filmverhuurkantoor gemachtigden
accountant in de gelegenheid te stellen inzage te
nemen van alle bescheiden, betrekking hebbende
op de ontvangsten van den heer Canis gedurende
de week van 1'5 tot 22 Januari 1937, in welke week
hij in zijn theater vertoond heeft een op percen
tage-basis gehuurde film, een en ander met dien
verstande, dat het Hoofdbestuur zich het recht
voorbehoudt om, indien aan deze sommatie dooi
den heer Canis niet tijdig en correct gevolg wordt
gegeven, artikel 17b der Statuten op genoemden
heer toe te passen.