alle rechthebbenden zal zijn te verdeelen. Daarin
zit de mogelijkheid en waarschijnlijkheid de af
schrijvingen, die zonder twijfel zeer noodig wor
den, op een billijke wijze te laten drukken waar
zij drukken moeten. Het zal opvallen, dat ons ge
bouw en zijn inrichting zeer hoog te boek staan,
hierop is in de laatste jaren niets afgeschreven,
zooals dit trouwens in deze tijden ook bij N.V.'s
nogal eens het geval is. Hoezeer zouden wij in de
macht zijn. van de bioscopen als wij de volle af
schrijving zouden laten drukken op de rechtheb
benden van deze enkele jaren, die toch reeds een
veel te groot onkostenpercentage te dragen hebben
wegens diezelfde Bioscopen. Zou niet door hen,
die nu in onze uitdeeling participeeren, een sterke
drang worden uitgeoefend om elk geboden bedrag
maar te accepteeren en bovendien het gerechte
verwijt gemaakt worden, dat wij hen alles laten
dragen en dat wel ten voordeele van wie na hen
komen?
De liquiditeit, die op deze Balans ook niet in
een gunstig licht komt, is niet zoo slecht als men
uit deze cijfers oppervlakkig zou oordeelen. Een
Bureau als het onze, dat in ieder geval bezittingen
moet hebben, terwijl er geen kapitaal, geen aan
deelhouders tegenover staan, moet die bezittingen
financieren uit de inkomsten, die tenslotte tot uit
keering zullen komen. De uitkeering nu, die thans
aanstaande is, kan wederom eenvoudig uit onze
bankrekening worden voldaan, hoewel de betaling,
die de Radio ons tenslotte zal moeten doen, nog
niet is ontvangen. Altijd, ook al zouden wij nog
zooveel heffen, zal ons bezit staan tegenover onze
verplichting tot uitkeering. Maar voor het oog
zou het heel wat aantrekkelijker zijn, als wij het
geld van de Radio, zooals het behoorde, in het jaar
zelf zouden ontvangen hebben en als de Bioscoop
eveneens gedwongen was, de Wet te eerbiedigen.
Wij hopen, aldus luidt het besluit, dat spoedig
de tijd moge aanbreken, dat de Wet zal worden
geëerbiedigd en wij onze normale inkomsten zul
len kunnen trekken. Wij zullen dan, in plaats van
zulke meevallers dadelijk te gebruiken, een reserve
kunnen vormen ter egalisatie van onkostenpercen-
tages en dergelijke.
Zoo mogelijk hopen wij in het eerstvolgende
nummer de mededeelingen van het Buma van com
mentaar onzerzijds te voorzien, opdat den aan-
dachtigen lezer veel, van wat hem thans onbegrij
pelijk voorkomt, duidelijk worde.
LOUIS LUMIÈRE GEÏNTERVIEWD
Louis Lumière, de grijze nestor der Cinégrafie,
die, zooals velen onzer bekend is, in het algemeen
sober en teruggetrokken leeft op zijn buiten nabij
Parijs, heeft dezer dagen van zich doen hooren
door aan een Fransch journalist een interview toe
te staan, waarin hij zijn meening geeft over den
huidigen stand van de filmtechniek.
Men moet loyaal erkennen, aldus Lumière, dat
de Amerikanen, ondanks dat zij de geluidsfilm niet
hebben uitgevonden, het meest hebben bijgedragen
tot haar perfectionneering. Volgens den geleerde
is de geluidsfilm thans, behoudens eenige details,
absoluut volmaakt en moet het uitgesloten worden
geacht om in dit opzicht nog eenige wezenlijke
verbetering te brengen.
Daarom concentreert zich zijn belangstelling
hoofdzakelijk rond de kleurenfilm en de plastische
film. Binnenkort hoopt hij met zijn onderzoekingen
in zooverre gereed te zijn, dat hij een eigen auto
chroom kleurenfilm-procédé kan lanceeren, waar
door de natuurlijkheid van de te reproduceeren
kleuren op den filmband wordt bereikt.
Wat de plastische film betreft is Lumière de
overtuiging toegedaan, dat men alleen op den door
hem ingeslagen weg tot practische bruikbaarheid
kan geraken.
Met betrekking tot de televisie gaf Lumière ten
slotte als zijn meening te kennen, dat deze vinding
zich nog altijd meer onder het bereik van het labo
ratorium dan onder dat van het industrieele sta
dium bevindt.
Dit achtte hij eveneens het geval met het televi
sietheater, waarbij dan nog de practische moeilijk
heid komt van de snelle ontwikkeling van het film
negatief.
Voor de naaste toekomst blijkt Lumière ten
aanzien van de mogelijkheden der televisie minder
optimistisch te zijn dan b.v. in tal van Amerikaan-
sche vakkringen het geval is.
EEN „NIEUWE-ZAKEN-BESLUIT" IN
ZWITSERLAND
Tijdens een dezer dagen gehouden bijeenkomst
van den Zwitserschen Bioscoop-Bond, waaraan
door de overgroote meerderheid der leden werd
deelgenomen, is na een geanimeerde bespreking
over den minder gunstigen toestand in het bio
scoopbedrijf, met algemeene stemmen besloten
voorloopig geen vergunning te verleenen tot het
vestigen van nieuwe bioscopen.
Dit eenstemmig besluit werd gemotiveerd door
de onrustbarende vermindering van de recettes.
Dank zij een wederzijdsche overeenkomst tusschen
verhuurders en exploitanten was men er reeds
sinds eenigen tijd in geslaagd vestiging van nieu
we bioscopen te verhinderen.
8