leden en adspirant-leden moeten voldoen bij net exploiteeren van de betreffende nieuwe zaak, het oprichten van nieuwe bedrijven en zaken en het intreden in en overnemen van bestaande bedrijven en zaken. De normen, waaraan men zal moeten voldoen om tot het lidmaatschap te worden toe gelaten, worden niet in deze Statuten vastgelegd, omdat eventueele wijzigingen van deze normen snel moeten kunnen geschieden. Zulks is alleen mogelijk, wanneer een en ander is vastgelegd in regiementen. Hierna wordt overgegaan rot artikelsgewijze be handeling van het concept-Statuten. De amendementen op de artikelen 3 en 6 wor den ingetrokken, waarna de artikelen 1 tot en met 6 met algemeene stemmen worden goedgekeurd. Bij de behandeling van art. 7, deelt de B o n d s- directeur, de heer A. de Hoop, namens het Hoofdbestuur mede, dat de amendementen op dit artikel moeten worden afgewezen. Ten aanzien van het amendement van de Afdee- ling Amsterdam merkt spreker op, dat het erg om slachtig zou worden, indien de inhoud van de for mulieren, benoodigd voor de aanmelding van het lidmaatschap, bij reglement zou worden vastge steld. Voor elke wijziging van den inhoud van dit formulier zou dan immers een reglementswijziging noodzakelijk worden. Eveneens moet worden ontraden in de Statuten vast te leggen hetgeen de Afdeeling „Het Cen trum" met haar amendement beoogt, n.1. de ver plichting om de Statuten van vennootschap of ver- eeniging over te leggen. De Afdeeling ,,Het Centrum" trekt hierop haar amendement in, terwijl het amendement van de Afdeeling Amsterdam na eenige discussie wordt verworpen. Ten aanzien van het amendement van de Metro op art. 7, deelt de Directeur mede, dat het Hoofdbestuur tot nu toe volkomen vrij was in het al of niet toelaten van nieuwe leden. Door de nieuwe Statuten krijgt het Hoofdbestuur in zeker opzicht een leiddraad, aangezien in art. 6 een nieuwe bepaling is opgenomen, waarin wordt voorzien in de mogelijkheid om bij reglement vast te stellen, waaraan leden en adspirant-leden moe ten voldoen bij het exploiteeren hunner bedrijven en zaken, het oprichten van nieuwe bedrijven en zaken en het intreden en overnemen van bestaan de bedrijven en zaken. Bij de vaststelling van de normen echter, welke bij de samenstelling van de reglementen nauwkeu rig onder de oogen moeten worden gezien, mogen de handen van het Hoofdbestuur niet gebonden zijn. Er is overigens gelegenheid tot beroep op den Ledenraad, zoodat een beslissing van het Hoofdbe stuur te allen tijde gecorrigeerd kan worden. Het is bovendien zeer moeilijk van te voren vast te leggen aan welke normen men zal hebben te voldoen. In de 20-jarige practijk van den Nederlandschen Bioscoop-Bond is er nimmer een beroep geweest op het al of niet toelaten van een lid. Men mag vertrouwen, dat zulks ook in de toekomst niet het ycval zal zijn. De heer E. Alter (Den Haag) bestrijdt het amendement van de Metro. Hij acht het in strijd met artikel 6, waarin deze materie reeds is be handeld. De heer F. L. D. S t r e n g h o 11 (Amsterdam) betoogt, dat, indien de normen voor het al of niet toelaten van nieuwe leden in de Statuten zijn vast gelegd, deze niet door het Hoofdbestuur zullen kunnen worden gewijzigd. Zulks is wel het geval, wanneer deze normen bij reglement worden vast gesteld. De Voorzitter betoogt, dat het amende ment van de Metro overbodig is. De heer Mr. Dijkstra (Amsterdam) is van meening, dat het Hoofdbestuur volkomen vrij blijft om een lid, dat aan de vereischten voldoet, niet toe te laten, indien dit amendement niet in de Statuten wordt opgenomen. De Bondsdirecteur wijst er op, dat arti kel 6 van de Statuten veel meer behandelt dan de toelating tot het lidmaatschap. Het is op zich ge nomen reeds zeer ruim opgevat. Er kunnen zich echter allerlei factoren voordoen, o.m. van morali teit, welke niet aanstonds kunnen worden voor zien. Handhaving van dit amendement acht spreker onlogisch. Aanvankelijk heeft men een logische lijn gevolgd, door de indiening van de amendementen op de vorige artikelen, waardoor men trachtte te berei ken, dat de Bond zou mogen blijven bestaan, zoo- als hij was en verder niet. De organisatie zou zich derhalve niet kunnen aanpassen aan de evolutie, welke zich in het bedrijf voltrekt en aan de ver anderingen in de economische omstandigheden. Men heeft ingezien, dat zulks onjuist was en daar om zijn vorenbedoelde amendementen ingetrokken. Logisch is derhalve, dat ook het amendement op art. 7, hetwelk slechts een voortzetting is van het geen in de vorige amendementen wordt beoogd, wordt ingetrokken. Indien men nog van meening is, dat de Bond als organisatie van het Nederland- sche film- en bioscoopbedrijf een belangrijke taak te vervullen heeft, zal men niet anders kunnen doen dan dit amendement verwerpen. De heer Mr. Dijkstra repliceert. Hij vindt het op zich zelf goed, dat dergelijke normen ge reglementeerd worden, doch de vrees is juist ge wettigd, dat men zich aan de vastgestelde: regle menten niet zal houden en door een achterdeur met allerlei bijzondere en onvoorziene eischen komt, waardoor het betreffende reglement zijn beteekenis verliest. De Metro handhaaft haar amendement. Het amendement van de Metro wordt hierop met bijna algemeene stemmen verworpen. Artikel 7 wordt hierop goedgekeurd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 6