OFFICIEEL ORGAAN
VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOS COO P - BO ND
HET NEDERLANDSCHE BIOSCOOP-BEDRIJF TE ZWAAR BELAST
De annalen van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond kunnen getuigen van den ongelijken strijd,
welken het Nederlandsche film- en bioscoopbe
drijf sinds jaar en dag gevoerd heeft tegen de ver
schillende fiscale heffingen.
Een moeilijke strijd, ongetwijfeld, vooral wan
neer men in aanmerking neemt, dat de positie van
waaruit de veelkoppige tegenstander moest be
vochten worden, een weinig gunstige is. Het
bioscoopbedrijf geniet immers de vervelende repu
tatie groote winsten op te leveren, een reputatie,
weliswaar gevestigd in langvervlogen tijden, doch
niettemin taai genoeg om thans nog ons bedrijf
voor rijker te doen doorgaan, dan het in werkelijk
heid is.
Doch de bioscopen zelve werken tegen wil en
dank aan het voortbestaan dezer reputatie mede.
Wanneer ooit schijn bedriegt, dan is het hier.
De bioscoop schept nu eenmaal een sfeer van
luxe, zij is 's avonds een feest van licht in dz
straten, zij is gehuisvest in ruime en fraaie ge
bouwen, zij is van binnen rijk gestoffeerd, met
sprookjesachtige decoratie getooid en comfortabel
ingericht.
Het kan den bezoeker niet kwalijk worden ge
nomen, dat hij in dezen schijn zich de werkelijk
heid niet realiseert.
Hoe is echter de werkelijkheid?
De weelde, in de bioscoop ten toon gespreid, is
niet de weelde van den exploitant, het is de weelde
ten gerieve van den bezoeker. Zij is even nood
zakelijk als de marmeren pui en de spiegelruiten
van groot formaat voor een modemagazijn, even
noodzakelijk als de grootsche opzet en de geriefe-
lijke inrichting van een warenhuis. Zij is een
typisch bedrijfskenmerk, ja een levensvoorwaarde
voor de exploitatie.
Heel deze inrichting gaat ten koste van groote
sommen gel'ds. Voortdurend moet worden ver
anderd en verfraaid om aan den verwenden smaak
van het publiek tegemoet te komen. Verbouwingen
voor tienduizenden guldens zijn zelfs in kleinere
gemeenten geen uitzondering.
Dat echter de fiscus voor dit alles de oogen
sluit en tegen beter weten in doet alsof de exploi
tant zijn bioscoop bewoont, alsof de lounges, de
vestibules en de zaal zijn appartementen, zijn
salons zijn, alsof de weelderige meubileering
slechts te zijnen dienste is aangebracht, zulks uit
sluitend om van de bioscoop een personeele belas
ting te kunnen heffen, zooals ze wordt geheven
van een woonhuis, is een onvergeeflijke
fout.
Op welke kosten een dergelijke heffing het
bioscoopbedrijf komt te staan, behoeft een ieder,
die van personeelen aanslag weet mee te praten,
niet uiteen te worden gezetze zijn in een
woord fabelachtig!
1