Naast deze personeele lasten heeft het bedrijf nog uitzonderlijk op te brengen: invoerrechten op films, keuringsrechten op films, vergunningsrech ten, en verder, gelijk zoovele andere bedrijven, zakelijke bedrijfsbelasting, precario-rechten en sociale lasten. We zullen deze in dit bestek onbesproken laten, omdat zij in het niet zinken, vergeleken met den zoo juist gelaakten foutieven aanslag in de per soneele. Zwaarder dan al deze lasten samen, inclusief de personeele drukt echter de heffing van 20% vermakelijkheidsbelasting. Wij zijn genoodzaakt hier thans voor de zoo- veelste maal en zoo mogelijk met meer klem dan voorheen, de aandacht op te vestigen, aan te toonen, hoe dubbel foutief ze is, hoe onredelijk en hoe ondragelijk. Hoe dubbel foutief? Het publiek gaat niet meer naar de bioscoop om een sensatie te beleven, het gaat er ook niet naar toe om de bioscoop alleen, het gaat om films te zien. Het vergewist zich aangaande inhoud en kwaliteit en weet daarbij scherp te onderscheiden. Ongetwijfeld heeft de film de laatste jaren daartoe het hare bijgedragen. De film heeft zich ontwik keld tot een geheel eigen uiting van kunst, welke de menschen vermag te ontroeren, dank zij de met zorg gekozen geestelijke stof, dank zij het afge meten spel van artisten, uitgedrukt in de dyna mische werking van beeld, geluid en beweging, rythmisch ineenvloeiend tot een boeiend geheel van absoluut eigene, nieuwe schoonheid. Toppunten van menschelijk kunnen worden be reikt, haast telkens wanneer een goede film tot stand is gekomen. En niemand zal eraan twijfelen, dat daarmede groote kapitalen gemoeid zijn en dientengevolge de te betalen vertooningsrechten tot een niet gering bedrag gestegen zijn. Deze groei nu van de film en de filmische ont wikkeling van het publiek zijn schijnbaar geheel aan de overheid voorbijgegaan: de overheid blijft vertooningen van films belasten als „publieke ver makelijkheid" met een heffing van 20 op de bruto-inkomsten. W eet men wat dit zeggen wil? Men stelle slechts het geval, dat een ondernemer per jaar 4000.verdient bij een bruto-opbrengst van 24.000.Het is een normaal verschijnsel, dat deze 4000.door den ondernemer ter voor ziening in zijn persoonlijke behoeften worden aan gewend. Slechts in het bioscoopbedrijf is dit niet mo gelijk. Hier moeten deze 4000.zonder dat er iets tegenover staat, afgedragen worden aan den fiscus! Zoover gaat de fiscale onrechtvaardigheid, dat de vermakelijkheidsbelasting óók moet worden betaald van de ontvangsten, noodig ter voldoening van de personeele belasting en verdere lasten: een cumulatie van belasting dus! Iedereen begrijpt, dat het zoojuist aangehaalde slechts een voorbeeld betreft en dat, gezien de omvangrijke recettes van de bioscopen, de te be talen vermakelijkheidsbelasting in geen enkele verhouding tot de ontvangsten of inkomsten staat, doch uitgegroeid is tot schandelijk hooge be dragen. In plaats van de aangehaalde 4000.worden door de 350 bioscoopondernemingen in ons land jaarlijks globaal genomen circa 4.000.000.aan vermakelijkheidsbelasting opgebracht, dit is ge middeld circa 11.000.per exploitant per jaar. In onze vaderlandsche geschiedenisboeken wordt de tiende van Alva gebrandmerkt: onze overheid vraagt van de Nederlandsche bioscoopondernemers geen tiende, zij eischt een zesde, bij vooruitbetaling te voldoen! Zoo begaat zij een dubbele fout. Zij brandschat niet alleen vertooningen van kunst, doch ziet daarbij over het hoofd, dat zij tevens treft een geordend bedrijf, buiten hetwelk deze vertooningen niet mogelijk zijn, terwijl zij het be staan van hen, die er in werken, ernstig bemoei lijkt, zoo niet onmogelijk maakt. Als vanzelf komt hier de onredelijkheid van de vermakelijkheidsbelasting scherp aan het licht. Het Nederlandsche bioscoopbedrijf immers heeft niet dat kameleontische, waardoor dit bedrijf in het buitenland wel eens wordt gekenmerkt, is niet ge worden tot een terrein voor „golddiggers", een object voor speculanten. Het is hier ge groeid op zijn Nederlandse h. Tal van eerzame burgers hebben er hun geld in geïnves teerd, trachtend zoo een bestaan te vinden; be hoorlijke en knappe zakenlieden bevinden zich aan het hoofd van verschillende ondernemingen, heele families geven er hun beste krachten aan, er wordt in gewerkt van vader op zoon. De talrijke

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 4