8 van eischeres slechts te kunnen accepteeren, indien het aldus wordt gelezen, dat behalve de film „De perfecte Misdaad" ook een der andere programma's, behoorende tot het con tract d.d. 28 April 1936, gratis door eischeres wordt ge leverd; dat eischeres haar voorstel, vervat in haar brief d.d, 29 April 1937, aldus interpreteert, dat gedaagde nog 5 program ma's heeft af te nemen en te betalen en dat eischeres een extra programma gratis aan gedaagde zal leveren; dat naar de meening der Commissie het voorstel van eischeres, vervat in haar brief d.d. 29 April 1937, niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, daar in dezen brief nadrukkelijk is vermeld, dat als compensatie voor het geleden verlies bij vertooning der film „De perfecte misdaad" „een ander eer- steweeks-programma eveneens gratis" zal worden geleverd; dat in dezen brief van eischeres voorts wordt verlangd, dat voor de 5 van het contract nog openstaande met name ge noemde films inzet-data zullen worden opgegeven, waarbij is vermeld: „Het eerste programma zal dan gratis geleverd worden"; dat op grond van het vorenstaande eischeres verplicht moet worden geacht haar voorstel, vervat in haar brief d.d. 29 April 1937, welk voorstel in de juiste interpretatie door gedaagde is geaccepteerd, te honoreeren; dat de Commissie, met het oog op het feit, dat door de behandeling van het geschil geruimen tijd verloren is ge gaan, het niet meer dan billijk acht, dat de in bedoeld voor stel gestelde termijn van 1 October 1937 voor het afgenemen der resteerende films verlengd wordt tot 31 December 1937; dat mitsdien de vordering van eischeres tot betaling van filmhuur, welke vordering door gedaagde niet is bestreden, ten deele en wel voor wat betreft de filmhuur van 4 der 5 openstaande films moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om vóór 31 December 1937 tegen kwijting aan eischeres te betalen het toegewezen bedrag a met dien verstande, dat gedaagde daar tegenover gerechtigd is, behalve de hiervoren bedoelde film, welke eischeres gratis aan gedaagde heeft te leveren, nog vier films behoorende tot het contract d.d. 28 April 1936, af te nemen; dat in aanmerking nemende, dat het geschil door eischeres in overleg met gedaagde is aanhangig gemaakt, beide par tijen elk voor de helft in de geschilkosten, totaal bedragende 20.moeten worden veroordeeld. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in haar zitting van Donderdag 16 September 1937 de navolgende uitspraken gedaan; Inzake het door de N.V.F.I.M.-Film, gevestigd te Am sterdam op 18 Augustus 1937 aanhangig gemaakt geschil contra den heer W. P. Schefer, eigenaar van de Ha. Vo.Filmonderneming te Wassenaar, dat de vordering van eischeres (Firn Firn) moet worden toegewezen en gedaagde (Schefer) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen be hoorlijk bewijs van kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ20.zulks op grond van de overweging: dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Com missie heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overgelegde bescheiden wordt gestaafd; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen. Inzake het door de firma Splendid Film te 's-Gravenhage op 30 Juni 1937 aanhangig gemaakt geschil contra de firma H. Bedak en E. Coppel, eveneens gevestigd te 's-Graven hage, dat de vordering van eischeres (Splendid) moet wor den toegewezen en gedaagde (Bedak en Coppel) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ60.—, waarbij de Commissie verklaart, dat gedaagde verplicht is, indien zij na 15 Juni 1939, door gebruik te maken van het in het huurcontract voorzien optierecht, de exploitatie van het Casino Theater te 's-Gravenhage voortzet of aan derden overdraagt, aan eischeres te betaler een bedrag van Deze uitspraak is gegrond op d volgende overweging: dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat zij in opdracht van gedaagde van de N.V. Zevende Bouw Maatschappij „Nieuw Rustenburggevestigd te 's-Gravenhage, voer gedaagde gekocht heeft alle aan genoemde ZevendeBouw Maat schappij toekomende rechten op het Alhambra Theater, thans genaamd Casino Theater, gelegen aan de Boekhorststraat te 's-Gravenhage, daaronder begrepen het recht gemeld theater als bioscoop te explciteeren met ingang van een nader bepaalden datum, met de rechten van de Bouw Maat schappij „Nieuw Rustenburg" op de in dat theater aanwe zige inventaris-goederen, zulks voor een koopsom van echter met dien verstande, dat de N.V. Zevende Bouw Maatschappij voor een vastgesteld tijdperk het uit sluitend recht behoudt op de projectiereclame in genoemd theater; dat daardoor aan gedaagde de rechten, voortsprui tende uit het door de N.V. Zevende Bouw Maatschappij met betrekking tot voornoemd theater aangegaan huurcon tract zijn overgedragen; dat eischeres verder stelt, dat tus- schen partijen is overeengekomen, dat allereerst door ge daagde aan eischeres voor het tot stand, brencen van deze transactie zou worden betaald een bedrag van fen dat, ingeval gedaagde van haar optierecht, ingevolge het voren bedoelde huurcontract, gebruik zou makt gedaagde aan eischeres bovendien nog zou betalen een bèdr' an dat de vorenbedoelde transactie ingevolge et d.d. 5 Juni 1937 tusschen gedaagde en de N.V. tie Bouw Maatschappij is tot stand gekomen, maar agde niet temin weigert aan eischeres meer te bèta1 dat eischeres op deze gronden van gedaagc ietaling vordert van en tevens der Commissie*-' ver c'ht heeft te ver klaren, dat gedaagde, indien zij nas,-'5 j-ui 1939, door ge bruik te maken van het in het huurcontract voorzien optie recht, de exploitatie van het Casino Tïft-ater te 's-Gravenhage voortzet of aan derden overdraagt, verplicht is aan eischeres te betalen een bedrag van dat gedaagde hiertegenover in hoofdzaak aanvoert, dat zij aan eischeres slechts opdracht heeft gegeven de exploita tierechten van het Casino Theater tegen den laagst moge- lijken prijs te koopen, waarbij zij als limiet heeft gesteld de som van dat gedaagde aan eischeres voor haar be moeiingen slechts heeft toegezegd een provisie van dat de exploitatie-rechten van het Casino Theater door ge daagde in feite van de N.V. Zevende Bouw Maatschappij „Nieuw Rustenburg" zijn gekocht voor en dat het nimmer in de bedoeling van partijen heeft gelegen en ook niet heeft kunnen liggen, dat het verschil tusschen de dooi de N.V. Zevende Bouw Maatschappij gevraagde koopsom a en de door gedaagde gestelde limiet van aan eischeres zou worden uitbetaald; dat gedaagde aan eischeres heeft willen uitbetalen een bedrag van maar dat deze laatste dit bedrag niet in ontvangst heeft willen nemen, daar tusschen partijen over den tekst der kwitantie geen overeenstemming kon worden bereikt; dat de heeren A. G. van Tol, O. Noëls van Wageningen en H. Maurits, resp. directeur, bedrijfsleider en administra teur van het Metropole Palace te 's-Gravenhage schriftelijk aan de Commissie van Geschillen hebben verklaard, dat zij uit den mond van de heeren Bedak en Coppel hebben ge hoord, dat deze laatsten aan den heer Friedmann (firmant van eischeres) als „commissie" voor de bemiddeling inzake de overname van het Casino Theater te 's-Gravenhage zou den betalen een bedrag van waarvan fcontant en in termijnen; r dat gedaagde daartegenover aan de Commissie heeft over gelegd een brief van den heer Mr. H. Ligtenberg ïe 's-Gra venhage d.d. 14 September 1937, gericht tot den heer H. Bedak! waarin genoemde heer Mr. Ligtenberg verklaart, dat het hem niet bekend is, dat door den heer Bedak en/of den heer Coppel op of omstreeks 4 Juli 1937 te zijnen kantore en in zijn tegenwoordigheid aan den heer Friedmann betaling van 'zou zijn toegezegd en dat over een zoodanige toezegging niet in zijn tegenwoordigheid is gesproken noch bij de bespreking en het gereedmaken van het contract met

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 10