bedrijf gelukkig langzamerhand heeft bereikt. Het is ook dit peil van ons bedrijf, hetwelk zijn werkzaamheid op den wekelijkschen rustdag zeker niet tot een steen des aanstoots maakt, doch de menschen op dezen dag in een sfeer, welke aller minst als hinderlijk kan worden aangemerkt, de zoo welkome en dikwijls zoo verdiende uren van meestal hoogstaande verstrooiing biedt. Het komt ons voor, dat een mogelijke herzie ning van de oude Zondagswet aan ons bedrijf geen moeilijkheden in den weg zal leggen, temeer waar de Troonrede nadrukkelijk de verwachting uitspreekt, dat op de door de Regeering gewensch- te basis „een beleid zal kunnen worden gevoerd, dat met vermijding van toespitsing van tegen stellingen ook door zijn innerlijke redelijkheid instemming vordert". Voor wat het economische gedeelte betreft zien wij in de richting, welke het regeerbeleid met be trekking tot het bedrijfsleven in wil, een welkome bevestiging van al hetgeen de Nederlandsche Bio scoop-Bond tot steun, bescherming en bloei van den in zijn organisatie samengebrachten tak van bedrijf heeft gedaan. ,,De Regeering, aldus de Troonrede, zal zich be ijveren de samenwerking in onderneming en be drijf ten bate van de geheele volkshuishouding te bevorderen". En het is opmerkelijk, dat hieraan naar aanleiding van de landbouw-crisismaatrege- len wordt toegevoegd, „dat bevorderd zal worden, dat nuttige regelingen door de bedrijfsgenooten zélf zullen worden overgenomen en voortgezet of opgebouwd". Wij meenen hier het standpunt terug te vinden, dat de Overheid ook vroeger ingenomen heeft, n.L, dat zij ten aanzien van de ordening in het bedrijfs leven geen initiatief heeft te nemen, doch slechts tot taak heeft te bevorderen, te steunen en te be krachtigen, hetgeen uit het bedrijfsleven zelf is voortgekomen. Wij leven daarom in de veilige overtuiging, dat het voorzichtig ordenend optreden van den Bond, gelijk wij meermalen hebben mogen ondervinden, de instemming van de Regeering heeft en zal blij ven hebben. Noode missen wij een aankondiging, waaruit blijkt, dat een begin wordt gemaakt met de zoo noodzakelijke vermindering der bedrijfslasten. Nochtans nemen wij niet aan, dat de Regeering be staande onbillijkheden, zooals het bedrijf die on dervindt met betrekking tot bijv. de heffing van de personeele belasting, zou willen continueeren. Dat immers de fiscus tegen beter weten in doet alsof de exploitant zijn bioscoop bewoont, zulks uitsluitend om van de bioscopen personeele belas ting te kunnen heffen, zooals zij wordt geheven van een woonhuis, is van de zijde der Overheid een onvergeeflijke fout en voor het bedrijf een niet te dragen onrecht. Nu, zooals de Regeering zelve toegeeft, de econo mische horizont een weinig lichter begint te wor den, hebben wij wel eenige hoop, dat de Regee ring de voortschrijdende verbetering, welke zich weerspiegelt in een gunstiger verloop der lands- middelen, zal willen aangrijpen als een gelegen heid om de grootste onbillijkheden uit den weg te ruimen. Het vraagstuk van de lasten is immers voor ons bedrijf een levenskwestie geworden, nu aan de hand van de cijfers blijkt, dat de economische opleving hier te lande zich aan de ruim 400 onder nemingen in het film- en bioscoopbedrijf niet heeft medegedeeld. Vertrouwen wij, dat de maatregelen, die vol gens de Troonrede „der Regeering doelmatig voorkomen om het proces van herstel uit de lang durige depressie te bevorderen", zoodanig zullen zijn, dat de koopkracht van het volk, welke helaas voortdurend zwakker blijkt te worden, wordt ver sterkt, zoodat het zich in overeenstemming met het peil zijner beschaving kan blijven veroorloven een hoogstaande ontspanning te nemen. Laten we bovendien niet wanhopen, dat de ont wikkeling van het regeerbeleid, begunstigd door een blijvende economische opleving, voert tot.een verlaging van de meest onbillijke bedrijfslasten, een verlaging, welke het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf o.m. in staat zal stellen die geeste lijke ontspanning te blijven geven, waarop ons volk recht heeft. TERUGGAVE WAARBORGSOM In verband met het faillissement van den heer E. H. Brink, die gezamenlijk met den heer B, A, Hoon de Americain Bioscopen te Schoon hoven en Lekkerkerk exploiteert, worden de leden, die eventueel nog vorderingen op vorenvermelde personen of ondernemingen hebben, met het oog op de teruggave van den ingevolge artikel 3 van het Algemeen Reglement gestorten waarborg, ver zocht daarvan uiterlijk vóór 15 October a.s. schrif telijk opgave aan het Bondsbureau te doen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 4