huren had te betalen, en zoodoende tevens aan de
hoogere eischen van het publiek, hetwelk deze
stelt, dank zij zijn gestadige filmische ontwikke
ling, tegemoet is gekomen;
dat de commissie als vorengenoemd, in haar
rapport dan ook tot de conclusie komt, dat het
tooneel, bijvoorbeeld voor wat de inrichting van
schouwburgen betreft, wel zeer ten achter staat
bij het bioscoopbedrijf;
dat het het Bestuur reden geeft tot ernstige on
gerustheid, dat ondanks het feit, dat het Neder-
landsche film- en bioscoopbedrijf hecht georgani
seerd, innerlijk gezond en steeds naar buiten
groeiende is, niettemin voor een groot deel, en,
voor wat de Amsterdamsche bioscopen aangaat
zelfs voor een zeer groot deel, niet meer rendabel
kan worden genoemd en in sommige gevallen zelfs
in groote mate verliesgevend is, zoodat het aantal
zaken, dat een beroep doet op het Bestuur om
ondersteuning, hoe langer hoe meer toeneemt en
in bepaalde gevallen van Bondswege tot een in
grijpende saneering is moeten worden overgegaan.
dat het Bestuur dientengevolge tot geen andere
conclusie is kunnen komen, dan dat de kern van
de moeilijkheden in dit bedrijf uitsluitend en alleen
gelegen is in den omvang en de zwaarte van de
vaste lasten, waaronder het gebukt gaat, tot welke
lasten behalve de huren, voornamelijk gerekend
moeten worden de grond- en precario-belasting, de
onbillijke aanslag in de personeele belasting en
bovenal de buiten iedere verhouding gegroeide
heffing op vermakelijkheden;
dat het vooral laatstgenoemde last is, waarvan
overigens de onbillijkheid genoegzaam is aange
toond en ook door uw College als zoodanig on
getwijfeld wordt aangevoeld, welke vele bioscoop
exploitanten in een dwangpositie brengt en hen
noodzaakt met bitterheid toe te zien, hoe al te
dikwijls het exploitatie-overschot, hetwelk zij juist
van noode hadden voor een redelijke reserveering,
of zelfs voor hun levensonderhoud, aan den fiscus
moet worden afgestaan, zonder dat daar iets tegen
over staat, zoodat zij na een heel jaar van hard
werken moeten ervaren, dat zij nagenoeg uitslui
tend hebben gewerkt voor het opbrengen van
lasten;
dat onder deze omstandigheden het bij uw Col
lege geen verwondering behoeft te baren, dat het
Bestuur met de grootste bezorgdheid kennis heeft
genomen van de wijze, waarop de Commissie zich
de practische toepassing heeft gedacht van een
verlaging der vermakelijkheidsbelasting, tot het
doen waarvan zij den Raad meent te moeten ad-
viseeren;
dat immers met het invoeren van een gedifferen
tieerde heffing schromelijk te kort wordt gedaan
aan de verdeelende rechtvaardigheid, en aan den
eenen tak van bedrijf een belasting-privilege wordt
verleend om dezen op de been te helpen ten koste
van een ander bedrijf;
dat de Commissie, hoewel in beginsel voorstand-
ster van afschaffing der vermakelijkheidsbelasting,
voor zoover zij geheven wordt van serieuze uitin
gen op het gebied van tooneel en muziek, rekening
houdende met hetgeen in deze tijden practisch
bereikbaar te achten is, uw College adviseert niet
verder te gaan dan de belasting uitsluitend voor
bedoelde uitingen van kunst terug te brengen van
20 tot 15%;
dat het onlogische en onbillijke van een differen
tiatie in de heffing reeds aan het licht komt, wan
neer men in aanmerking neemt, dat b.v. de op
voering van Shaws schepping „Pygmalion" op
grond van een versleten opvatting als publieke
vermakelijkheid allerzwaarst mag worden belast,
zoodra zij aan tienduizenden gepaste ontspanning,
ja kunstgenot schenkt door de nieuwe uiting van
kunst, welke zich voordoet in de film, doch ge
subsidieerd moet worden als serieuze kunst o.m.
door een vermindering van de heffing der belas
ting op vermakelijkheden, zoodra zij voor een veel
beperkter aantal personen eenige meters verder
als tooneel tot uitvoering -wordt gebracht;
dat het Bestuur vertrouwen heeft, dat uw Col
lege in dit opzicht het advies van de Gemeentelijke
Tooneelcommissie niet zal opvolgen, doch alle
belangrijke uitingen van kunst in de hoofdstad ge
lijkelijk met zijn goede zorgen zal omgeven en
derhalve ook een verlaging voor al deze uitingen
op dezelfde wijze van toepassing zal doen zijn;
dat naar de meening van het Bestuur de logische
consequentie gebiedt, dat wanneer men, zooals de
Commissie heeft gedaan, de vermakelijkheidsbe
lasting tot een van de factoren rekent, die de crisis
bij het tooneel hebben doen ontstaan, aan deze
belasting onverwijld een eind dient te worden ge
maakt, en in ieder geval een verlaging van 20 tot
15% ontoereikend moet worden geacht om tot
een saneering te geraken;
dat zooals betoogd, de moeilijkheden van het
film- en bioscoopbedrijf hoofdzakelijk door dezen
last veroorzaakt zijn, en dat het Bestuur, hoewel
overtuigd zijnde, dat slechts een radicale afschaf
fing der vermakelijkheidsbelasting uitkomst in de
moeilijkheden brengen kan, voldoende werkelijk
heidszin bezit, om in te zien, dat een desbetref
fend verzoek niet aanstonds door uw College zou
kunnen worden ingewilligd, weshalve het, reke
ning houdend met hetgeen thans bereikbaar te
achten is, er met klem bij uw College op aandringt
de belasting op de vermakelijkheden terug te willen
brengen van 20% tot 10%;
dat de Amsterdamsche Raad, welke meermalen
blijkt heeft gegeven van vooruitstrevend beleid,
daardoor in het Amsterdamsche film- en bioscoop
bedrijf, dat niet alleen ruimschoots bijdraagt tot
de zoo noodzakelijke verlevendiging van het stads
beeld en van het hoofdstedelijke uitgaansleven,
doch ook een bestaansbron vormt voor een groot
aantal gezinnen, grooter dan algemeen wordt ver-