Blijkens artikel 2 van het concept-Reglement
van de Filmfabrieken zal o.m. toestemming kunnen
worden verleend voor het gaan exploiteeren van
een nieuwe filmfabriek of een bedrijfstak daarvan,
wanneer de exploitatie niet indruischt tegen het
publiek belang, het algemeen belang en de waar
digheid van het bedrijf en de belangen van de film
verhuurkantoren, de permanente- en de reizende
bioscopen.
Het publiek belang eischt o.m., dat geen be
drijfstakken van filmfabrieken worden geëxploi
teerd, wanneer zij niet aan behoorlijke technische
eischen voldoen en de leiders en vooraanstaande
medewerkers de noodige bekwaam- en hoedanig
heden missen. Deze eischen gelden evenzeer voor
filmproductiezaken, filmimportzaken, filmverhuur
kantoren, permanente- en reizende bioscopen.
Het algemeen belang en de waardigheid van het
bedrijf eischen, dat geen bedrijfstakken van film
fabrieken worden geëxploiteerd zonder voldoende
financieele capaciteit, alsmede wanneer overpro
ductie dreigt te ontstaan. Het belang van de film
verhuurkantoren en de bioscopen eischt daaren
tegen, dat niet door vorming van kartels, combi
naties e.d. van filmfabrieken onredelijke prijzen
voor de producten dezer fabrieken moeten worden
betaald.
Een belangrijke bepaling in het concept-regle
ment voor de filmproductiezaken is artikel 4,
waarin is voorgeschreven, dat het aan elke be
staande filmproductiezaak verboden is zonder de
schriftelijke goedkeuring van het Hoofdbestuur de
vervaardiging van een z.g. hoofdfilm te gaan voor
bereiden of arrangeeren, uitvoeren of doen uitvoe
ren. Deze goedkeuring wordt slechts verleend,
wanneer voldoende waarborgen aanwezig zijn ten
aanzien van de bekwaamheid der voornaamste
medewerkers aan de vervaardiging en de zeker
heid bestaat, dat over voldoende financieele mid
delen beschikt kan worden. Deze bepaling beoogt
aan de Nederlandsche filmindustrie een solide
basis te geven, waardoor tevens excessen, zooals
die in het buitenland bij de filmproductie meer
malen plegen voor te komen, kunnen worden
tegengegaan.
Bij het ontwerpen van het concept-Reglement
voor de filmimportzaken en de filmverhuurkan
toren is het Hoofdbestuur uitgegaan van de prae-
misse, dat het aantal filmimportzaken en filmver
huurkantoren in Nederland verhoudingsgewijs te
groot is, zoodat niet alleen elke uitbreiding van dit
aantal moet worden tegengegaan, doch zelfs ge
streefd moet worden naar een vermindering. Van
daar dat in den regel slechts voor het overnemen
of het voortzetten van bestaande filmimportzaken
en filmverhuurkantoren toestemming zal kunnen
worden verleend.
De consequentie van dit standpunt is, dat tevens
een eind moet worden gemaakt aan het voortge
sleepte bestaan van sommige filmverhuurkantoren,
die practisch niet meer actief werkzaam zijn, doch
waarvan de eigenaars slechts lid van den Bond
blijven met het doel om van de uit het lidmaat
schap voortspruitende concessie een handelsobject
te maken. Eenige voorbeelden uit de practijk hier
van zijn aan de leden welbekend.
De bepaling in artikel 1 C, dat een filmverhuur
kantoor in gewonen zin in elke periode van drie
opeenvolgende jaren ten minste 6 z.g. hoofdfilms
in circulatie moet hebben gehad, beoogt derhalve
filmverhuurkantoren, die niet meer actief werk
zaam zijn, uit het organisatorisch verband af te
scheiden.
Artikel 2 C van het concept-reglement voor de
filmimportzaken en de filmverhuurkantoren bevat
nog een nieuwe bepaling. Tot dusver is het aan
filmverhuurkantoren verboden in de Nederland
sche taal gestelde geluidsfilms, die door een niet-
lid zijn vervaardigd, aan bioscoop-exploitanten in
Nederland ten verhuur af te staan, tenzij het niet-
lid een buitenlander is, die als producent van ge
luidsfilms bekend staat. Het is echter voorgeko
men, dat men in het buitenland in de Nederland
sche taal gestelde films heeft vervaardigd en dat
daarbij Nederlandsche filmproducenten in hoofd
zaak betrokken waren. Het schijnt voorts geens
zins te zijn uitgesloten, dat men op deze wijze zal
trachten voort te gaan ten koste van de Neder
landsche filmindustrie, die zich daardoor belang
rijke opdrachten zou zien ontgaan.
Het Hoofdbestuur is van meening, dat de Ne
derlandsche films vervaardigd dienen te worden
in de goed geoutilleerde en aan redelijke techni
sche eischen beantwoordende Nederlandsche film
studio's. Vandaar, dat in artikel 2 C een bepaling
is opgenomen, dat filmverhuurkantoren slechts die
in de Nederlandsche taal gestelde films ten ver
huur aan bioscopen mogen afstaan, die zijn ver
vaardigd door een lid van den Bond, dat de film
in een Nederlandsche studio heeft doen vervaar
digen. Een uitzondering is uiteraard gemaakt voor
buitenlanders, die als producenten van geluidsfilms
bekend staan en hun productie geregeld naar Ne
derland exporteeren.
Tenslotte het concept-Reglement voor de Per
manente Bioscopen en Reizende Bioscopen.
Hiermede wordt beoogd, dat aanvragen voor
het gaan exploiteeren en nieuw gaan exploiteeren
van permanente- en reizende bioscopen bij het
Hoofdbestuur moeten worden ingediend. De aan
vragen worden getoetst aan de normen, welke den