11 geknipt zou kunnen zijn uit het ,,Schundblaadje" van Streicher: „Enkele figuren uit het Hoofdbe stuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, die van nature tegen de dictatuur in Duitschland ,,ach en wee" roepen, oefenen zelf op hun terrein een dictatuur uit, die in ons vrije land niet geduld mag worden". Bedoelt de schrijver hiermede te zeggen, dat hij van nature luide den lof van bedoelde dictatuur verkondigt? Wij weten, dat wij van eenige mede werkers op het „Kasteel van Aemstel" niet veel goeds te verwachten hebben. Maar wel hadden we verwacht, dat de schrijver van dit artikel, die naar wij mogen veronderstellen, te vereenzelvigen is met den onlangs benoemden hoofdredacteur van dit orgaan, „van nature" wat meer hoofschheid en ridderlijkheid aan den dag zou leggen. Zooals hij thans pareert, pareert hij met een slagersmes... En wat zijn krant betreft... zeggen de Franschen niet, dat een krant een meneer is? NAGEKOMEN AMENDEMENTEN Van de Internationale Filmagentuur te Amster dam zijn alsnog de volgende amendementen inge komen: Op de concept-wijzigingen van het Algemeen Reglement: Art. 1 A c. De woorden „en alle verdere gegevens worden verstrekt, die door het Hoofdbestuur worden verlangd", kunnen vervallen. Art. 1 C. Te luiden als volgt: „Onder leiders, als bedoeld sub A en B wor den verstaan zij, die de bevoegdheid hebben door hun handteekening het lid jegens derden te verbinden en die van deze bevoegdheid regelmatig gebruik maken." Op de concept-wijzigingen van het Arbitrage- Reglement: Art. 16 C. Te wijzigen: „Partijen zijn verplicht, op een oproeping van den Secretaris persoonlijk of bij monde van hare bestuurders of wettelijke vertegenwoor digers voor de Kamer te verschijnen". Art. 17 B. Het woord „steeds", te wijzigen in „als regel". TOEPASSING ART. 17 DER STATUTEN Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 21 September 1937 besloten de straf van waarschuwing, als bedoeld in artikel 17 der Sta tuten, toe te passen op den heer P. Klabou, exploi tant van de Cinema Parisien te Amsterdam, zulks op grond: dat de heer Klabou in de maand Januari 1934 ter aankon diging van de door genoemden heer vertoonde film „Mitter- nachtsliebe" een advertentie heeft geplaatst, waarbij is afge drukt een niet door de Centrale Commissie voor de Film keuring toegelaten foto; dat het Hoofdbestuur bij schrijven d.d. 18 Januari 1934 den heer Klabou erop gewezen heeft, dat het gebruik in adver tenties van filmfoto's e.d., welke niet voorzien zijn van den goedkeuringsstempel der Rijksfilmkeuring, door de bevoegde instanties niet geoorloofd wordt geacht, weshalve het er bij den heer Klabou met klem op heeft aangedrongen, in den vervolge geen ongestempelde foto's meer te gebruiken; dat de heer Klabou desniettemin in een advertentie, welke op Donderdag 2 September 1937 in verschillende dagbladen is gepubliceerd, andermaal de vorenbedoelde niet door de Rijksfilmkeuring toegelaten foto betreffende de film „Mitter- nachtsliebe" heeft doen afdrukken; dat de heer Klabou zich erop beroept, dat deze laatste advertentie buiten zijn medeweten en tijdens zijn ziekte, toen hij de exploitatie van zijn theater aan anderen moest over laten, is geplaatst en dat men daarbij onopzettelijk gebruik heeft gemaakt van de meerbedoelde foto; dat het gebruik van een niet door de Rijksfilmkeuring toe gelaten foto ter reclame voor bioscoopvoorstellingen ongeoor loofd moet worden geacht en dat derhalve de heer Klabou, die voor de exploitatie van zijn theater ten volle aansprakelijk is, in strijd heeft gehandeld met de algemeene belangen en de waardigheid van het Nederlandsche film- en bioscoop bedrijf; dat het Hoofdbestuur in aanmerking heeft genomen, dat thans voor de eerste maal artikel 17 der Statuten op den heer Klabou moet worden toegepast en voorts rekening heeft willen houden met de bijzondere omstandigheden, waaronder de gewraakte handeling heeft plaats gehad; dat het Hoofdbestuur derhalve heeft volstaan met de straf van waarschuwing, als bedoeld in artikel 17a der Statuten, op den heer Klabou toe te passen, in het vertrouwen, dat genoemde heer deze waarschuwing ernstig ter harte zal nemen. Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 12 October 1937 besloten de straf van waarschuwing, als bedoeld in artikel 17 der Sta tuten, toe te passen op een lid-exploitant, zulks op grond van de overweging: dat de door de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders en het betreffend filmverhuurkantoor gemachtigde accountant in de week van 2127 Mei 1937 de recette van den exploitant, verkregen met de vertooning eener op percentage-basis ge leverde film, heeft gecontroleerd en dat de accountant in verband met deze controle hem verzocht heeft de afge scheurde controlestrooken der in deze week verkochte toe gangsbewijzen te bewaren en hem aan het einde der week ter hand te stellen; dat de exploitant aan dit verzoek niet heeft voldaan en evenmin voormelden accountant een volledige opgave heeft verstrekt van zijn voorraad toegangsbewijzen, welke bij het begin der controle-week aanwezig was; dat hij daardoor in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in art. 9 der Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films, laatstelijk vastgesteld in de algemene ledenver gadering van den Bond d.d. 17 Juni 1935, op grond waarvan elke huurder van een op percentage-basis gehuurde film ver plicht is aan den verhuurder of diens gemachtigde inzage te verstrekken van alle op de opbrengst betrekking hebbende bescheiden; dat het Hoofdbestuur thans nog heeft willen volstaan met aan den betreffenden exploitant de straf van waarschuwing, als bedoeld in artikel 17 der Statuten, op te leggen, in het vertrouwen, dat deze exploitant en allen, dit. op percentage basis gehuurde films vertoonen. deze waarschuwing ter harte zullen nemen en dat zij dus steeds den accountant der Be drijfsafdeeling Filmverhuurders bij diens controle-werk alle vereischte medewerking zullen verleenen, maar dat, indien artikel 9 der Bondsvoorwaarden door dien .exploitant of andere leden andermaal zou worden overtreden, het Hoofd-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 13