11
BIJ HET AFTREDEN VAN I. C. BARNSTIJN
Reeds van den zomer zagen wij ons genoopt
er melding van te maken, dat de heer I. Cohen
Barnstijn om gezondheidsredenen verhinderd was
aan de werkzaamheden van het Hoofdbestuur deel
te nemen.
Hoewel de heer Barnstijn inmiddels wederom
wat op krachten is gekomen ,is zijn toestand niet
temin van dien aard gebleven, dat hij ontslag heeft
moeten nemen als lid van het Hoofdbestuur.
Dit al te vroege heengaan van een zoo bekwaam
bestuurder als de heer Barnstijn was, rechtvaar
digt alleszins een kort woord van waardeering en
sympathie in dit orgaan.
De heer Barnstijn immers, al is hij dan klein
van stuk, was jarenlang in de leidende kringen van
het film- en bioscoopbedrijf een figuur van betee-
kenis. Meerdere jaren was hij de actieve Voor
zitter van de Afdeeling Den Haag en reeds in het
jaar 1923 treffen wij hem aan onder de toenmalige
leden van het Hoofdbestuur, van welk College hij
met een enkele onderbreking tot heden deel heeft
uitgemaakt.
Sedert zijn instelling zetelt de heer Barnstijn te
vens nagenoeg onafgebroken in den Raad van
Beroep.
In het Hoofdbestuur gold de heer Barnstijn
steeds als een consciëntieus lid, naar wiens oor
deel werd geluisterd. Met recht mag van hem ge
zegd worden, dat hij hard heeft medegewerkt aan
den opbouw van den Bond. Daarvoor verdient hij
groote erkentelijkheid.
Ook als arbiter heeft de heer Barnstijn gezag
en wij prijzen ons gelukkig hem in deze functie,
waarin hij nog zooveel in het belang van het be
drijf kan doen, te mogen behouden.
Moge het den heer Barnstijn gegeven zijn nog
vele jaren voor zijn gezin gespaard te blijven. Mo
gen wij hem nog dikwijls in ons midden zien en
ons zijn rijke ervaring en zijn uitstekenden kijk op
het bedrijf ten nutte kunnen maken.
SPREEKUUR BONDSDIRECTEUR.
Den laatsten tijd komt het wederom herhaalde
lijk voor, dat het werk op het Bondsbureau be
lemmerd wordt, doordat de Bondsdirecteur op
elk uur van den dag leden en personen, die in
lichtingen wenschen, te woord moet staan.
Aangezien daardoor ernstige stagnatie in het
werk van het Bondsbureau zou kunnen ontstaan,
wordt er nogmaals aan herinnerd, dat het Hoofd
bestuur heeft bepaald, dat de Bondsdirecteur
spreekuur houdt:
a. des Maandags van 12 tot 5 uur 's middags
op de Filmbeurs;
b. des Dinsdags, met uitzondering van den eer
sten Dinsdag der maand, van 's morgens 9
tot 12 uur op het Bondsbureau;
c. des Donderdags van 's morgens 9 tot 12 uur.
Bovendien dient men, om er van verzekerd te
zijn, dat de Bondsdirecteur op vorenbedoelde
tijdstippen te spreken is, vooraf schriftelijk of
telefonisch een onderhoud aan te vragen.
TOEPASSING ARTIKEL 17 DER STATUTEN
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
Dinsdag, 2 November 1937, besloten de straf van
waarschuwing, als bedoeld in artikel 17 der Sta
tuten toe te passen op den heer G. Lewin, exploi
tant van het Roxy Theater te Leiden, zulks op
grond van de overweging:
dat de heer Lewin op Woensdag 20 October 1937, des
middags in zijn theater vertoond heeft de film „De Zonde
bok", welke door de Centrale Commissie voor de Filmkeu
ring voor personen van 14 jaar en ouder toegankelijk was
verklaard, terwijl op de cassa van het theater stond aan
gegeven, dat de voorstelling voor personen van alle leef
tijden toegankelijk was;
dat de heer Lewin zich erop beroept, dat hij op dien
Woensdagmiddag een kindervoorstelling heeft gegeven,
waarbij een voor personen van alle leeftijden toegankelijk
filmprogramma is vertoond, en dat daarop aansluitend een
voorstelling voor volwassenen heeft plaats gevonden, maar
dat bij zijn afwezigheid zijn personeel verzuimd heeft het
bordje, vermeldende „toegang voor alle leeftijden" te ver
anderen in „toegang voor personen van 14 jaar en ouder";
dat dit beroep niet opgaat, daar de heer Lewin voor alles
wat er in zijn theater gebeurt aansprakelijk is en zijn per
soneel dusdanig behoort te instrueeren, dat dergelijke over
tredingen niet kunnen plaatsvinden;
dat het personeel van den heer Lewin blijkbaar slecht ge
ïnstrueerd is, hetgeen blijkt uit het feit, dat het getracht
heef dengene, die ambtshalve de overreding constateerde
en die in verband hiermede inzage verlangde van de bij de
film „De Zondebok" behoorende keuringskaart, met door
zichtige praatjes (waarbij het werd voorgesteld, alsof de
keuringskaart reeds aan den betreffenden filmleverancier op
diens verzoek zou zijn teruggegeven) op een dwaalspoor te
brengen;
dat de heer Lewin door aan den ingang van zijn theater
te vermelden, dat de betreffende voorstelling voor personen
van eiken leeftijd toegankelijk was, hoewel daarbij een film
werd vertoond, die slechts voor personen van 14 jaar en
ouder toelaatbaar was verklaard, in strijd heeft gehandeld
met het bepaalde in artikel 17 van de Bioscoopwet;
dat het Hoofdbestuur .aannemende, dat het gebeurde eerder
aan grove onvoorzichtigheid dan aan opzettelijkheid is te
wijten, voor dit geval heeft willen volstaan met den heer
Lewin de straf van waarschuwing op te leggen, in het ver
trouwen, dat genoemde heer deze waarschuwing ter harte
zal nemen en dus in den vervolge de bepalingen van de
Bioscoopwet stiptelijk zal naleven.
UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft in haar op Zaterdag,
16 October 1937 gehouden zitting inzake het docr de N.V
Maatschappij tot Exploitatie van het City Theater, gevestigd
te 's-Gravenhage (eischeres) op 9 October 1937 aanhanqig
gemaakt, spoedgeschil contra de N.V. Filmfabriek Profilti
eveneens gevestigd te 's-Gravenhage (gedaagde) uitspraak
gedaan, waarbij de Commissie met ingang van 9 October
1937 ontbonden verklaart de op of omstreeks 28 Augustus