wringt zich echter de stroom door van reductie- biljetten in alle mogelijke en onmogelijke vormen. Deze biljetten zijn naar den letter niet in strijd, noch met het bedrijfsbesluit voor koopmanszaken, noch met het Minimum-Prijzen-Reglement, Wèl echter zijn zij in strijd met de standing van het bedrijf, met een reëele bedrijfsvoering en met het zakelijk belang van de leden. Nog onlangs hebben wij in dit orgaan betoogd, dat de standing van ons bedrijf, of, om het met een in onzen kring gebruikelijk geworden sub stantief te zeggen de „waardigheid" van het be drijf, vereischt, dat de films, waaraan steeds hoogere eischen worden gesteld en die in het cultureele en amusementsleven voortdurend een grootere rol gaan spelen, zoodanig onder het publiek worden gebracht, dat zij worden geschat op de waarde, welke zij in werkelijkheid hebben en niet daar beneden. De filmvoorstellingen in onze bioscopen zijn langzamerhand van te hooge rangorde geworden, terwijl het kapitaal, hetwelk ermede gemoeid is te groot en de exploitatie ervan te veel kunde en te veel zorg vereischt, dan dat de vertooningen tot een bagatel zouden kunnen worden verlaagd. Daaraan maakt men zich echter schuldig, óók indien men, zonder dat men de minimum-entreeprijzen aantast of zich met een koopmanszaak in verbinding stelt, be langrijke reducties verleent op de toegangsprijzen voor de betere rangen. Daardoor vestigt men den indruk, dat een filmvoorstelling voor iederen prijs toegankelijk is. Bovendien is het geven van dergelijke reduc ties niet reëel, niet eerlijk. Er zit iets wezenlijk verkeerds in. Wij mogen in dit verband wel verwijzen naar eenige passages van de resolutie, welke dezer dagen door het Nationaal Congres voor wette lijke beteugeling van het cadeaustelsel is aange nomen. Weliswaar heeft deze resolutie betrek king op geheel andere excessen, dan die welke wij thans behandelen, doch zij bevat ontegenzegge lijk waarheden, welke mutatis mutandis ook op sommige vormen van bedrijfsvoering ten onzent van toepassing zouden kunnen zijn. Bedoelde resolutie brandmerkt het cadeaustel sel als een verkoopmethode, welke onwaarach tig en misleidend is, Het reductiestelsel is zulks niet minder. Door zijn wezen verdoezelt het cadeaustelsel, aldus de resolutie, den prijs der artikelen en maakt het het voor het publiek zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk, zich een goed oordeel te vormen over de waarde van hetgeen het koopt. Het cadeaustelsel in zijn huidigen omvang en zijn veelzijdigheid van toepassing, doet voorts afbreuk aan de eerlijkheid, de oprechtheid en klaarheid van de verhouding tusschen producent, distri- buant en consument. Dit is in dezelfde mate het geval met het reductiestelsel. Men voedt het publiek met het geven van reductie slecht op. Velen immers meenen, dat zij absoluut over een z.g. vrijkaart moeten beschik ken om naar een filmvoorstelling te gaan. Door het geven van z.g. vrijkaarten begaat men een onbillijkheid tegenover de rest van het pu bliek, dat den vollen entreeprijs moet betalen en, zoodra het van vrienden en kennissen hoort, dat zij beschikken over reductie-biljetten, den vollen entreeprijs, ten onrechte natuurlijk, veel te hoog gaat vinden. Tenslotte heeft het verkenen van reductie geen ander resultaat opgeleverd, dan een ernstig zakelijk nadeel. Het zou interessant zijn te becijferen, op welk bedrag het totaal aantal reducties op entreebe wijzen den exploitanten jaarlijks komt te staan. Nu moge men tegenwerpen, dat velen niet of minder naar de bioscoop zouden zijn gegaan, in dien zij niet over z.g. vrijkaarten hadden beschikt. Doch veilig mag worden aangenomen, dat dit aantal slechts zeer gering is. In de meeste ge vallen immers beschikken zij over reductie-biljet ten, die het best in staat zijn den vollen entree prijs te betalen, waarbij dan komt, dat de be trokkenen juist de echte film-liefhebbers zijn. Reeds geruimen tijd is men tot het inzicht ge komen, dat aan het zich steeds verbreidende reductiestelsel een einde moet worden gemaakt. Was men in sommige gemeenten niet reeds zoo ver, dat over de geheele stad duizenden z.g. reductiebiljetten werden verspreid? Ieder voor zich wilde gaarne een eind maken aan den wan toestand. De een kon het echter niet om den ander en zoo was niemand de eerste. Slechts een maatregel, zooals deze thans door het Hoofdbestuur in voorbereiding is, kan uit komst brengen. Daarmede zal de zooveelste hin-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 4