DE MINISTER OVER DE POSITIE VAN DEN BIOSCOOPBOND. derpaal uit den weg zijn geruimd, ten einde te komen tot een gezonde, rustige bedrijfsvoering. Opzettelijk besteden wij aan het te nemen be sluit veel aandacht, opdat ieder tijdig met het voornemen van het Hoofdbestuur bekend is en dus nu reeds zijn maatregelen kan nemen. Zoodra de Ledenvergadering haar goedkeu ring aan het voorstel van het Hoofdbestuur zal gegeven hebben, zal iedere exploitant, gelijk ge zegd, gehouden zijn zijn entreebewijzen te ver- koopen tegen de prijzen, welke, zooals te doen gebruikelijk, bij de cassa worden vermeld. Uitzonderingen zullen hierop in géén geval kunnen worden toegestaan. Voorzoover men dus overeenkomsten heeft met vereenigingen, of er bepaalde gewoonten bestaan met betrekking tot het verleenen van reducties, dient men daaraan dus vanaf heden geleidelijk een einde te maken Met ingang van 1 Januari a.s. mag er, behou dens dan als vergoeding voor bewezen diensten, gelijk krachtens het Minimum-Prijzen-Reglement is toegestaan, géén reductiebiljet in Nederland meer in omloop zijn. Blijkens de algemeene beschouwingen van het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer hebben eenige leden dier Kamer de aandacht van den Minister gevestigd op de machtspositie, welke de Bioscoop-Bond zou innemen. ,,Bij herhaling, aldus deze leden, zijn er botsin gen geweest tusschen den Bond en gemeentebe sturen, waarbij het niet alleen om belastingaange- legenheden ging, maar dikwijls ook om geheel andere, zooals bescherming van de jeugd tegen de gevaren van de bioscoop. De bijzondere machts positie van den Bond maakt, volgens deze leden, in zulke gevallen het verzet van de gemeentebe sturen veelal krachteloos, zoodat alleen een op treden van de Regeering zou kunnen baten. Be doelde leden verzoeken den Minister om, indien zich dergelijke botsingen opnieuw zouden voor doen, mede te werken om te beletten, dat niet de Bioscoop-Bond beslist over hetgeen in een ge meente zedelijk toelaatbaar is, maar dit uitsluitend aan de gemeentelijke overheid blijft voorbe houden." Zooals bekend heeft de Bondsvoorzitter in deze vragen van Kamerleden aanleiding gevonden tij dens de onlangs gehouden buitengewone ledenver gadering een korte verklaring af te leggen, waar in hij er terecht zijn verwondering over heeft uit gesproken, dat de Kamerleden in kwestie in stede van zooals te doen gebruikelijk een zakelijke critiek te geven, zich door een hetze van bepaalde zijde hebben laten beïnvloeden, althans duidelijk blijk hebben gegeven zich te hebben laten voorlichten zonder kennis te nemen van den werkelijken stand van zaken. De Voorzitter onderstreepte in dit verband de uiteenzetting, welke ten aanzien van de kwestie, waarop hier blijkbaar wordt gedoeld, in het Officieel Orgaan van 1 November j.1. is gegeven. Thans hebben wij kennis gekregen van hetgeen Zijne Excellentie de Minister van Binnenlandsche Zaken in zijn memorie van antwoord op voren- vermelde opmerkingen van sommige Tweede Ka merleden had te zeggen. Met betrekking tot hetgeen enkele leden ten aan zien van de machtspositie van den Nederlandschen Bioscoop-Bond naar voren hebben gebracht merkte de Minister op, dat de Regeering zich niet heeft aan te trekken de zorg, dat overal in den lande films worden vertoond. De Bioscoop-Bond kan zich in een conflict bedienen van wettige mid delen om zijn doel te bereiken, zijnde geen instel ling van openbaar nut, doch een particuliere zaken- organisatie en mag daarom de Rijksoverheid op zijn weg niet ontmoeten. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven is de Minister niet on genegen pogingen tot bemiddelend optreden in conflicten aan te wenden." Wij kunnen niet anders dan met voldoening constateeren, dat de bewindsman van binnenland sche zaken hierdoor de kwesties, waarop blijkbaar is gedoeld, alsmede het optreden van den Bond in het algemeen tot de juiste verhoudingen heeft teruggebracht. Ook het dagblad ,,De Nieuwe Dag", zooals wel licht bekend een kopblad van ,,De Tijd", moge zich het ministerieele woord voor gezegd houden. Het blad schijnt trouwens nogal geschrokken te zijn van onze uiteenzetting naar aanleiding van het door haar in het wildweg gepubliceerde hetze artikel. Het tracht zich althans in een repliek met eenige flauwe smoesjes, waarover een verdere dis cussie ons de moeite niet loont, van de kwestie af te maken. Het is slechts te betreuren, dat dit blad, dat voor de zooveelste maal getracht heeft den Neder landschen Bioscoop-Bond in een verkeerd daglicht te stellen en de in den aanvang vermelde vragen van eenige Kamerleden onder een vetten kop heeft gepubliceerd, het schijnbaar niet noodig vindt op even opvallende wijze aandacht te besteden aan

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 5