1937 nog op 1 Februari in den vorm van het z.g. Overgangsbesluit vonden in vermelde statutaire bepalingen een waardige bekroning. Afgezien van wijzigingen en verbeteringen, waarin de nieuwe statuten verder voorzien, was het voornamelijk de instelling van den Ledenraad, welke deze buitengewone ledenvergadering voor het bedrijf historische waarde heeft gegeven. De instelling van den Ledenraad, waardoor het evenwicht tusschen de leden-filmverhuurders en de leden-exploitanten is tot stand gebracht, zal ongetwijfeld leiden tot een zuivere uitdrukking van de juiste verhouding in de volledige organisatie van het film- en bioscoopbedrijf in ons land. Als gevolg van deze statuten-wijziging is tevens een Reglementswijziging aanhangig gemaakt, wel ke ten deele reeds door de Ledenvergadering is goedgekeurd. Tal van maatregelen ter bescherming en bevor dering van de belangen der leden zijn ook in het afgeloopen jaar genomen. Wij vermelden o.m. de totstandkoming van het Minimum-Prijzen-Regle- ment. Het Hoofdbestuur is noode tot het con- cipieeren van dit Reglement overgegaan en wel nadat hiertoe van de zijde der leden ernstig aan drang was uitgeoefend. Aan dit reglement is im mers het nadeel verbonden, dat eenigszins wordt ingegrepen in de interne bedrijfsaangelegenheden, iets dat het Hoofdbestuur tot dan toe angstvallig had vermeden. Het reglement, waarover in dit orgaan uitvoerig is geschreven, beperkt zich tot vaststelling van de minimum-entreeprijzen. Daar door hoopte men te bereiken, dat aan een verderen neergang van de entree-prijzen paal en perk werd gesteld. Zoo het Hoofdbestuur in deze verwachting al niet onmiddellijk mocht zijn teleurgesteld, toch dreigde het gevaar, dat als gevolg van de vast stelling van minimum-prijzen de overige toegangs prijzen voor bioscoop-voorstellingen zoodanig zou den worden gedrukt, dat het voordeel door be doeld reglement verkregen, zou worden teniet ge daan door een onverstandige manier van exploi- teeren van sommige leden, die nu eenmaal hun eigen belang niet schijnen te begrijpen. Bovendien was gebleken, dat het Minimum Prijzenreglement niet voldoende grondslag bood om excessen in den vorm van abnormaal lage entreeprijzen tegen te gaan, ook als de verlaging werd veroorzaakt door het uitreiken van reductiebiljetten, couponboekjes e.d. Om ook in dit opzicht de belangen van het be drijf veilig te stellen is tenslotte door het Hoofd bestuur het Prijsbeschermingreglement ontworpen, hetwelk in de buitengewone Ledenvergadering van 3 Januari 1938 aan de leden ter goedkeuring zal worden voorgelegd. De bemoeiingen van den Bond hebben zich nog uitgestrekt tot het terrein van de reclamefilm; het Hoofdbestuur is in het Bestuur van de Vereeniging van Bioscoopreclame-exploitanten vertegenwoor digd en als vrucht van de totstandgekomen samen werking is onlangs o.m. een Commissie in het leven geroepen, welke de vraag zal hebben te be- oordeelen of een film behoort tot de categorie der publiciteitsfilms, te onderscheiden in gewone reclamefilms en cultureele publiciteitsfilms, dan wel tot de categorie der documentaire- of amuse- mentsfilms. Tenslotte moge gereleveerd worden, dat de Televisie-Commissie van den Nederlandschen Bio scoop-Bond met het oog op de ontwikkeling van het televisie-vraagstuk, aan het begin van het jaar een voorloopig rapport aan het Hoofdbestuur heeft doen toekomen, waarin zij niet alleen haar eerste indrukken heeft vastgelegd, maar waaraan zij bo vendien gemeend heeft een advies te moeten ver binden tot het uitvaardigen van een bedrijfsbesluit nopens een televisie-clausule in filmcontracten. Onlangs is tevens een omstandig rapport van de door haar verrichte werkzaamheden en daarbij op gedane bevindingen aan het Hoofdbestuur uitge bracht. Aan het eind van 1937 is met groote opgewekt heid het 15-jarig feest van de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders gevierd. Bij die gelegenheid is ondubbelzinnig tot uitdrukking gekomen, niet alleen de belangrijkheid van de positie, welke het film- verhuurbedrijf in ons land inneemt, doch ook de goede verhouding, welke, dank zij de organisatie, waarin beide groepen zich vereenigd hebben, tus schen filmverhuurders en bioscoop-exploitanten bestaat. De waardeering, bij die gelegenheid ook van overheidswege geuit, stemt tot dankbaarheid. Eind goed, al goed! Moge de inzet van het nieuwe jaar, welke zal bestaan in de viering van het 20-jarig bestaan van den Bond, evenzeer slagen. Dergelijke gelegenhe den vormen immers een geschikte aanleiding om den afgelegden weg nauwkeurig te overzien en de positie, welke thans wordt ingenomen, te reali- seeren. En al moge dan telkens blijken, dat er alle reden is tot voldoening, zij geven toch ook een spoorslag om met temeer ijver en temeer volharding op den ingeslagen weg voort te gaan! Krachtens het Overgangsbesluit van i Februari 1937 is in het afgeloopen jaar door het Hoofdbestuur 12 maal toestemming verleend voor het exploiteeren eener permanente bioscoop, 1 maal voor een reizende bioscoop, 11 maal voor het overnemen van een bestaande permanente bioscoop, dito 1 maal voor een reizende bioscoop, 1 maal voor het exploi teeren van een journaaltheater, 1 maal voor het exploiteeren eener filmproductiezaak en 3 maal voor het overnemen van een filmverhuurkantoor.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 6