dat vroeger gestelde eischen kunnen worden ge
wijzigd dan zou hij dat niet expressis verbis in een
apart wetsartikel hebben vastgelegd; maar als hij
dat wèl noodig achtte en daarbij slechts één be
paalde soort van voorwaarden noemde, dan ligt
het toch in de redactie der wet, dat de andere
eischen niet gewijzigd kunnen worden. Niet alsof
dat de uitdrukkelijke bedoeling van den wetgever
is geweest; zeker niet, want art. 4 is in zijn tegen-
woordigen vormen door een amendement in de wet
gekomen en men heeft daarbij niet aile conse
quenties kunnen overzien, althans voorzien. Maar
men heeft nu eenmaal te maken met een wet zooals
zij luidt; hiaten in een wet hebben nu eenmaal hun
practische consequenties.
Dit punt is dus hetzelfde wapen tegen Gede
puteerde Staten als zij gebruiken tegen het inge
stelde beroep. Zij zeggen: art. 4 der wet bevat
beperkingen van de bevoegdheid van een gemeente
bestuur, in negatieven zin; dus mag het andere wèl.
Daarop kan men antwoorden: art. 9 der wet bevat
öök beperkingen, ditmaal in positieven zin, dus
mag het andere niet.
Een tweede opwerping tegen de beslissing van
Gedeputeerde Staten ligt in de jurisprudentie. De
Hooge Raad heeft zich in een beroep terzake van
bepalingen der Hinderwet op het standpunt ge
steld, dat, wanneer door nieuwe bepalingen ook
reeds verkregen rechten worden aangetast, dit uit
de wet moet blijken. Indien zulks niet uit de wet
blijkt, dan moet worden aangenomen, dat deze
rechten niet kunnen worden aangetast. In dit geval
blijkt dit niet uit de bioscoopwet uit de beper
king van de bevoegdheid van wijziging tot een
speciaal soort van eischen, die van veiligheid, ge
zondheid en zedelijkheid, blijkt eerder het tegen
deel en dus schijnt het duidelijk, dat een ge
meentebestuur aan reeds verleende verdunningen
geen nieuwe voorwaarden (van anderen aard dan
de juist genoemde) kan verbinden.
Natuurlijk is het best mogelijk, aldus besluit de
redactie, dat wanneer deze zelfde kwestie in een
andere provincie actueel wordt, Gedeputeerde
Staten een andere beslissing nemen.
HET TWINTIGJARIG BESTAAN VAN DEN
BOND
Op 11 Februari a.s. zal het twintig jaar geleden
zijn, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond werd
opgericht.
Het ligt in het voornemen van het Hoofdbe
stuur, dit feit op passende wijze te herdenken.
Reeds is met de voorbereiding hiervan een com
missie belast, bestaande uit de heeren W. Mul
lens, Voorzitter, A. H. Boekraad, Secretaris, P.
Burbach, H. Ehrlich, G. M. Th. Gielisse, B. D.
Ochse, L. Paerl, Ch. Peereboom en R. Uges,
leden.
De Commissie heeft inmiddels een gedetailleerd
plan aan het Hoofdbestuur voorgelegd, teneinde
tot een zoo luisterrijk mogelijke viering te geraken.
Hoewel het plan als zoodanig werd toegejuicht,
kon het Hoofdbestuur niettemin de daaraan ver
bonden kosten met het oog op de beperkte betee-
kenis van dit jubileum, alsook vanwege de tijds
omstandigheden, niet verantwoord achten.
Aan de Commissie is daarom in overweging
gegeven een herdenking van meer bescheiden ka
rakter voor te bereiden.
De Commissie heeft daarop besloten de viering
te doen bestaan in het houden eener groote receptie
in het Carlton Hotel te Amsterdam.
Zooals bekend heeft de ledenvergadering van
3 Januari j.1. het hiervoor benoodigde bedrag ge-
voteerd.
Wanneer en hoe laat deze receptie zal gehouden
worden, zal den leden nader worden medegedeeld.
Op het Bondsjubileum zal bovendien uitvoerig
worden teruggekomen in het eerstvolgend num
mer van het Officieel Orgaan.
HET BEDRIJFSJUBILEUM VAN DEN HEER
D. HAMBURGER Jr.
Geheel in overeenstemming met den wensch
van den heer Hamburger, is de dag van zijn zil
veren bedrijfsjubileum in intiemen kring gevierd
te zijnen huize te Utrecht.
Zooals bekend heeft de Commissie ter voorbe
reiding van de herdenking van het twintig-jarig
bestaan van den Bond zich tevens geconstitueerd
tot een Commissie tot huldiging van den heer
Hamburger.
De Voorzitter dezer commissie, de heer W. Mul
lens, heeft den heer Hamburger en diens echtge-
noote op 17 Januari j.1. onder aanbieding van een
prachtig bloemstuk, de gelukwenschen overge
bracht van het geheele bedrijf.
Het is de bedoeling bij de a.s. herdenking van
het Bondsjubileum alle leden van den Bond in de
gelegenheid te stellen den Bondsvoorzitter een har
telijke, welverdiende hulde te brengen voor het
prachtig werk, dat hij gedurende de jaren, welke
hij in het bedrijf heeft doorgebracht, in het belang
van het film- en bioscoopbedrijf in het algemeen
heeft verricht.
De commissie zal aan de leden ten spoedigste na
dere mededeelingen over haar plannen doen ge
worden.
TOELATING TOT HET LIDMAATSCHAP
Tot het lidmaatschap van den Bond is toege
laten de firma van Biene en Löwenstein te Arn
hem, exploiteerende het Rembrandt Theater, het
Luxor Theater en de Palace Cinema aldaar.
Firmanten zijn de heeren Ch. van Biene en
P. S. Löwenstein.
Tevoren had het Hoofdbestuur aan voornoem
de firma voor de overneming der betreffende bio
scopen toestemming verleend, als bedoeld sub b
van het Overgangsbesluit d.d. 1 Februari 1937.