UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN
sche Bioscoop Maatschappij moet worden toegepast, het boete
bedrag tot 100.heeft beperkt;
dat echter het Hoofdbestuur, indien de Eindhovensche Bio
scoop Maatschappij of andere leden van den Bond andermaal
in-strijd met het Overgangsbesluit een nieuwe'zaak zonder
toestemming van het Hoofdbestuur zouden gaan exploiteeren,
daartegen met groote gestrengheid zou moeten optreden.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) heeft in haar
op Maandag, 15 November 1937 gehouden zitting inzake het
door de Internationale Tobis-Cinema N.V., gevestigd te Am
sterdam op 2 October 1937 aanhangig gemaakt geschil contra
de N.V. Radio-, Gramophoon- en Technische Handelmaat
schappij ..Marconi", afdeeling Maatschappij Cinetone, even
eens gevestigd te Amsterdam, uitspraak gedaan, dat de vor
dering van eischeres (Tobis) moet worden toegewezen en
gedaagde (Cinetone) mitsdien moet worden veroordeeld om
tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eischeres te betalen
het gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten,
bedragende 20.
Deze uitspraak is gegrond op de overweging:
dat gedaagde erkend heeft het gevorderd bedrag verschul
digd te zijn en dat derhalve de vordering, die door de aan
de Commissie van Geschillen overgelegde bescheiden wordt
gestaafd, moet worden toegewezen.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in
haar zitting van Donderdag 18 November 1937 inzake het
door de firma M. Bonnist Zonen te Amsterdam op 1 Octo
ber 1937 aanhangig gemaakt geschil contra den heer P. Wes-
ter, exploitant van het Harmonie Theater te Roermond, uit
spraak gedaan, dat de vordering van eischeres (firma Bon
nist 6 Zonen) moet worden toegewezen en gedaagde
(Wester) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen be
hoorlijk bewijs van kwijting aan eischeres te betalen het
gevorderd bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende
20.zulks op grond van de overweging:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Com
missie heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan
de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie
overgelegde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in
haar op Woensdag, 29 December 1937 gehouden zitting de
navolgende uitspraken gedaan:
Inzake het door de N.V. Fim Film, gevestigd te Amster
dam, op 24 Augustus 1937 aanhangig gemaakt geschil contra
den heer C. M. van der Linden, exploitant van de Cinema
Palace te Hoensbroek. dat de vordering van eischeres (Fim
Film) moet worden toegewezen en gedaagde (Van der Lin
den) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting
aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag a als
mede in de geschilkosten. bedragende 20.zulks op grond
van de overweging:
dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat tusschen partijen een
contract d.d. 2 October 1934 is aangegaan inzake den z.g.
verhuur en huur van de film „Blokkade"; dat gedaagde deze
film niet geschikt achtte voor vertooning in zijn theater; dat
eischeres ermede accoord is gegaan, dat het bedrag van de
filmhuur tot fzou worden verlaagd, terwijl gedaagde
het recht verkreeg de film in een voorstelling van een be
paalde vereeniging te vertoonen; dat gedaagde bij schrijven
d.d. 17 November 1935 aan eischeres heeft bericht, dat de
betreffende vereeniging de film niet wenschte te vertoonen en
dat hij zich op grond daarvan ontslagen achtte van de ver
plichting om eischeres te betalen; dat eischeres hier
mede geen genoegen wenscht te nemen en van gedaagde be
taling vordert van
dat gedaagde hiertegen aanvoert, dat de film „Blokkade"
niet voor vertooning geschikt was en dat hij met eischeres is
overeengekomen, dat hij haar zou betalen, indien de
vorenbedoelde vereeniging de film zou willen vertoonen; dat
deze vereeniging de film echter niet heeft willen vertoonen,
en dat hij derhalve de met eischeres gemaakte afspraak als
vervallen beschouwt;
dat partijen na het aanhangig maken van het geschil ge
tracht hebben de zaak in der minne tot oplossing te brengen,
waarbij eischeres heeft aangeboden gedaagde ter compensatie
van de film „Blokkade" een andere film te leveren, te kiezen
uit de films „Kinderen zijn wreed", „Straatzanger-Millionnair"
en „I give my heart"; maar dat gedaagde zich op het stand
punt heeft gesteld, dat hij geen van deze drie films kan ge
bruiken;
dat vaststaat, dat eischeres met haar brief van 12 Februari
1935 aan gedaagde heeft medegedeeld, dat zij genoegen neemt
met de betaling van voor de film „Blokkade" en dat
gedaagde het recht zou verkrijgen deze film in een vereeni-
gingsvoorstelling te vertoonen;
dat uit de tusschen partijen gevoerde correspondentie niet
blijkt, dat tusschen partijen de afspraak zou zijn gemaakt, dat
het contract zou worden geannuleerd en dat slechts in geval de
betreffende vereeniging de film „Blokkade" zou vertoonen.
gedaagde aan eischeres zou betalen;
dat het wel voor twijfel vatbaar is, of terzake van de af
spraak dat het bedrag van de filmhuur van tot
zou worden verlaagd; overeenstemming tusschen partijen is
bereikt;
dat echter in het geval zou komen vast te staan, dat
inzake die afspraak geen overeenstemming zou zijn bereikt,
het tusschen partijen op of omstreeks 2 October 1934 aan
gegaan contract volledig van kracht zou zijn en gedaagde
derhalve een bedrag van aan eischeres zou hebben te
betalen, maar dat eischeres zich op het standpunt stelt, dat
deze afspraak wel is gemaakt, en dat zij verklaard heeft met
een betaling van ter finale kwijting genoegen te nemen;
dat uit het vorenstaande volgt, dat de vordering van eische
res gegrond moet worden geacht;
dat derhalve de vordering van eischeres moet worden toe
gewezen, en gedaagde moet worden veroordeeld om tegen
kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag ad
alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ20.
Inzake het door Cineac-Den Haag N.V., gevestigd te
s-Gravenhage en exploiteerende het Rex Theater aldaar, op
21 December 1937 aanhangig gemaakt spoed-geschil contra
de N.V. Paramount Films, gevestigd te Amsterdam, dat aan
eischeres (Cineac) haar vordering moet worden ontzegd
met hare veroordeeling in de geschilkosten. bedragende
40.zulks op grond van de overweging:
dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat zij met gedaagde een
overeenkomst d.d. 29 Juni 1937 is aangegaan inzake den z.g.
verhuur en huur van 10 films, te kiezen uit de oudere pro
ducties van gedaagde met optie voor nogmaals 10 films op
dezelfde voorwaarden als de eerste 10; dat zij op grond van
deze overeenkomst op 3 November 1937 aan gedaagde mede-
deeling heeft gedaan van de films, welke zij had uitgezocht,
waaronder de film „Love Parade"; dat gedaagde aanvankelijk
heeft medegedeeld, dat zij geen copie van deze film meer
beschikbaar had en dat eischeres daarop aan gedaagde heeft
bericht, dat zij deze film wenschte af te nemen, in geval vóór
den einddatum van het contract een nieuwe copie van de
film beschikbaar zou komen; dat gedaagde inmiddels de be
schikking heeft gekregen over een nieuwe copie van de film
..Love Parade", maar dat zij weigert deze film aan eischeres
te leveren; dat eischeres der Commissie verzocht heeft te ver
klaren, dat gedaagde verplicht is de film „Love Parade" over
eenkomstig de bepalingen van het contract van 29 Juni 1937
aan eischeres af te staan;
dat gedaagde er zich op beroept, dat het bij het aangaan
van de overeenkomst uiteraard in de bedoeling van partijen
lag, dat slechts die films van de oudere producties aan
eischeres zouden worden geleverd, waarvan op dat moment
bruikbare copieën aanwezig waren; dat van de film „Love
Parade" geen copie meer aanwezig was en dat eischeres der
halve op deze film geen aanspraak kan maken;