dat gedaagde voorts aanvoert, dat zij nieuwe copieën van
de film „Love Parade" op 30 November 1937 heeft besteld,
zulks met het oog op een z.g. re-issue van deze film, maar
dat gedaagde aan de vorenbedoelde overeenkomst geen rech
ten op deze re-issue kan ontleenen;
dat eischeres verklaard heeft, dat zij bij het afsluiten van
het contract de wetenschap had, dat een copie van de film
„Love Parade" niet beschikbaar was;
dat vaststaat, dat eischeres de door haar onderteekende
contract-formulieren met een brief, gedateerd 28 Juni 1937
aan gedaagde heeft teruggezonden en dat in dezen brief is
vermeld, welke bepalingen nog aan het contract moesten
worden toegevoegd;
dat deze brief dan ook beschouwd moet worden als een
aanvulling en een verduidelijking van hetgeen blijkens het
contract tusschen partijen is overeengekomen en dat dan ook
de voorlaatste alinea van bedoelden brief, waarin is bepaald:
„Voorts werd overeengekomen, dat II (gedaagde) de films,
genoemd in Uw productie-lijst 1932/33, 1933/34, 1934/35,
1935/36 en 1936/37. voor ons zult reserveeren, maar dat wij
(eischeres) U vóór 30 September a.s. de namen der door
ons af te nemen films zullen opgeven", beschouwd moet wor
den als een nadere omschrijving van hetgeen verstaan moet
worden onder de woorden: „uit oudere producties", zooals
die in hete ontract voorkomen;
dat vaststaat, gelijk ook door eischeres niet is bestreden,
dat de film „Love Parade" behoort tot een oudere productie
dan in de voorafgaande overweging zijn vastgesteld;
dat derhalve eischeres geen aanspraak kan maken op leve
ring van de film „Love Parade", ongeacht de vraag, of ge
daagde van deze film al dan niet met het oog op een z.g.
re-issue een nieuwe copie heeft besteld;
dat mitsdien aan eischeres haar vordering als zijnde onge
grond moet worden ontzegd met haar veroordeeling in de
geschilkosten, welke de Commissie met het oog op het spoed-
eischende karakter van het geschil en de daaraan verbonden
bijzondere behandeling heeft bepaald op 40.
Inzake het door de N.V. Netherlands Fox Film Corpora
tion, gevestigd te Amsterdam, op 17 November 1937 aan
hangig gemaakt geschil contra de Heeren J. en W. Westland,
exploitanten van het bioscooptheater Luxor te Wageningen,
waarbij de Commissie verklaart, dat op of omstreeks 18 Oc-
tober 1937 tusschen partijen geacht moet worden te zijn tot
stand gekomen een overeenkomst inzake den z.g. verhuur en
huur van 20 filmprogramma's der productie 1937/1938 van
eischeres (Fox) voor den prijs van per programma
per week. voor vertooning in het Luxor Theater te Wage
ningen en in het Luxor Theater te Veenendaal, alsmede
inzake den z.g. verhuur en huur van 32 wekelijksche Fox Mo-
vietone News-uitgaven, resp, in derde en vierde vertooning
Nederland, eveneens te vertoonen in beide voornoemde
theaters voor den prijs van per journaal per week,
met dien verstande, dat deze overeenkomst geacht moet wor
den te expireeren op 31 December 1938.
De Commissie veroordeelt gedaagden (Westland) in de
kosten van het geschil, bedragende
Deze uitspraak is gegrond op de overweging:
dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat op 18 October 1937
door haar vertegenwoordigers, de heeren H. Oostra en De
Haan met gedaagden een contract werd afgesloten inzake
den z.g. verhuur en huur van 20 filmprogramma's der pro
ductie 1937/1938 van eischeres en 32 wekelijksche Fox Movie-
tone News-uitgaven op de in de uitspraak omschreven voor
waarden dat eischeres op 20 October 1937 het contract
waarin deze overeenkomst werd vastgelegd in duplo ter on-
derteekening aan gedaagden heeft gezonden; dat zij gedaagde
W. Westland op 15 November 1937 ter filmbeurze verzocht
heeft haar het contract geteekend te willen retourneeren, maar
dat gedaagde W. Westland antwoordde, dat hij de over
eenkomst om verschillende redenen niet wenschte te accep
teeren; dat eischeres der Commissie verzocht heeft te willen
verklaren, dat de vorenbedoelde overeenkomst tusschen par
tijen is tot stand gekomen;
dat gedaagden hiertegen in hoofdzaak aanvoeren, dat er
weliswaar door den gedaagde W. Westland onderhandelingen
ter filmbeurze met de vertegenwoordigers van eischeres zijn
gevoerd, maar dat deze gedaagde niet bevoegd was zonder
de toestemming van den anderen gedaagde een overeenkomst
aan te gaan; dat gedaagden besloten hebben het aanbod van
eischeres niet te accepteeren en dat zij derhalve het stand
punt innemen, dat er geen overeenkomst tusschen partijen is
tot stand gekomen, ook al, omdat zij geen schriftelijke con-
tractaanvrage hebben geteekend;
dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek geble
ken is, dat door den gedaagde W. Westland op 18 October
1937 vanuit de filmbeurs een telefonisch gesprek is gevoerd
met het Luxor Theater te Wageningen, onder No. 2693;
dat de beide vertegenwoordigers van eischeres, de Heeren
H. Oostra en De Haan verklaard hebben, dat zij op 18 Oc
tober 1937 ter filmbeurze met gedaagde W. Westland onder
handelingen hebben gevoerd; dat daarbij overeenstemming
over de aan te gane overeenkomst werd bereikt; dat ge
daagde W. Westland daarna telefonisch overleg heeft ge
pleegd met den anderen gedaagde en dat hij ten slotte aan
voormelde vertegenwoordigers heeft medegedeeld, dat het
„O-Ké" was;
dat gedaagden verklaard hebben, dat zij de contracten, wel
ke zij ter onderteekening van eischeres hadden ontvangen,
aan eischeres hebben teruggezonden, maar dat deze verklaard
heeft de contracten niet te hebben terug ontvangen;
dat, hoe het ook zij. de contracten in ieder geval op 15
November 1937 nog in het bezit van gedaagden geweest moe
ten zijn, hetgeen moet worden opgemaakt uit het feit, dat
eischeres op 15 November 1937 ter filmbeurze aan den ge
daagde W. Westland verzocht heeft de contracten te onder
teekenen en terug te zenden en dat gedaagde W. Westland
daarop geantwoord heeft, dat zijnerzijds de overeenkomst
niet werd geaccepteerd, zonder dat hij daarbij vermeld heeft,
dat de contracten reeds zouden zijn teruggezonden;
dat uit het vorenstaande moet worden opgemaakt, dat ge
daagden de hun op 20 October 1937 toegezonden contracten
althans op 15 November 1937 daaropvolgend nog in hun
bezit hadden;
dat de Commissie van oordeel is, dat, indien gedaagden
van meening waren geweest, dat er geen overeenkomst tus
schen partijen tot stand was gekomen, zij de ter teekening
gezonden contracten onmiddellijk, althans binnen enkele dagen
na den 20sten October 1937, zouden hebben geretourneerd
en deze contracten niet tot 15 November, of nog langer, in
hun bezit zouden hebben gehouden, waarbij in aanmerking
moet worden genomen, dat vaststaat, dat op 18 October 1937
tusschen partijen onderhandelingen over het aangaan eener
overeenkomst, als hiervoren bedoeld, zijn gevoerd;
dat de Commissie op vorengemelde gronden van oordeel
is. dat op 18 October 1937 tusschen partijen wilsovereen
stemming over het aangaan der overeenkomst is bereikt;
dat mitsdien op of omstreeks 18 October 1937 een over
eenkomst inzake den z.g. verhuur en huur van 20 filmpro
gramma's der productie 1937/1938 van eischeres en van 32
wekelijksche Fox Movietone News-uitgaven op de in de uit
spraak omschreven voorwaarden geacht moet worden tus
schen partijen te zijn tot stand gekomen;
dat de Commissie van oordeel is, dat, in aanmerking nemen
de, dat in het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf con
tracten gewoonlijk voor den tijd van 1 jaar worden aange
gaan, de einddatum van het contract geacht moet worden
té zijn bepaald op 31 December 1938;
Dat gedaagden moeten worden veroordeeld in de geschil-
kosten, bedragende 20.
Inzake het door de N.V. Remaco's Filmbedrijf, gevestigd
te Amsterdam, op 8 December 1937 aanhangig gemaakt ge
schil contra de N.V. Scala Theater, gevestigd te Rotterdam,
dat de vordering van eischeres (Remaco) voor de helft moet
worden toegewezen en gedaagde (Scala) mitsdien moet wor
den veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen
het toegewezen bedrag ad De Commissie veroordeelt
beide partijen elk in de helft der geschilkosten, in totaal be
dragende 20.