begrepen wordt. De angst van den exploitant voor „goede" films is een typisch verschijn
sel. Dit zijn films, die in Amerika zelf zeer dikwijls groote box-office successen zijn ge
bleken, maar die hier door het enorme verschil niet alleen van taal, maar daardoor van
mentaliteit, van tempo, bij komische films vooral ook van humor, slagvaardigheid, bij
tragische films van rijkdom aan „ondertonen" en ,,overtonen" aan het groote publiek
voorbij gaan. Veel meer zegen voor hun eigen idealen konden de journalisten bereiken
door, naast hun critische taak, zich vooral ook tot tolk te maken, werkelijke tolk van dat
gene, wat bij het zeer kortstondige leven van een film (één week, hoogstens twee weken in
de groote theaters) voor het groote publiek eenvoudig een gesloten boek blijft. Naast de
eigenlijke critiek, advance-publicity voor belangrijke films, eenvoud van schrijfwijze en
misschien zelfs een tikje van het schoolmeesterachtig-inlichtende, waarvoor wij, Hollan
ders, niet bang zijn, behooren m.i. tot de eerste taak van den filmjournalist. Bovendien
lezen de meeste menschen niet gaarne een critiek. Het feuilleton, het korte entrefilet, alsook
de geestige anecdote doen meer voor een film dan een ingewikkelde „afrekening" met
„kunsttermen".
De advertentie
Of de advertentie-pagina belangrijker is dan het redactioneele gedeelte of omgekeerd,
zal altijd wel een open vraag blijven. In elk geval is de dagblad-advertentie de voor
naamste, geregeld terugkeerende filmpubliciteit in commercieelen zin. In Holland hebben
wij nu eenmaal het allerongelukkigste instituut van een „Donderdagavondpagina", waarop
alle theaters als een worst dooreen gestrengeld liggen en de een zich door nog dikkere
zwarte randen en grootere kopletters van de andere tracht vrij te houden. Dagelijksche
kleine advertenties tusschen of in den tekst laat de traditie van onze krant en van ons
bioscoopbedrijf niet toe.
Deze Donderdagavond-pagina is de wekelijksche zenuw-crisis voor de krant èn voor den
exploitant. Haar bestaan aanvaardende, moet men echter constateeren, dat er zoowel in het
artistiek gedeelte (teekenwerk) als het moreel-zakelijke gedeelte (wijze van lanceeren, slag
zinnen) in de laatste jaren enorm veel verbeterd is. Met schreeuwen alleen komt men er
hier ook niet. En er zijn tal van voorbeelden, die bewijzen dat een geregeld hoog niveau
van adverteeren een theater in alle lagen van het publiek ten goede gekomen is.
De Radio
Immers, ook in Amerika is men na de al te luidruchtige vreugde aan ballyhoo-publicity
langzamerhand gekomen tot de constateering, dat de twee eenige safe manieren om een film
te publiceeren zijn: de krant en de omroep. Ook wat dit laatste betreft, is Holland in een
eigenaardige positie. De omroep in Holland is niet commercieel, staat onder overheids
controle; en deze beide dingen beteekenen, dat ook hier het woord „reclame" reeds ter
stond een slechten klank heeft. Niettemin hebben behoorlijk verzorgde muziekuitzendingen,
hoorspelen en filmpraatjes ook via den luidspreker reeds een massa voor de film-publicity
gedaan. De stem van den omroeper is in Holland uiteraard eveneens een huiskamer-aan-
gelegenheid en het is juist dit middel van den luidspreker, waarvoor in Holland nog zeer
groote, ongebruikte toekomstmogelijkheden liggen, mits slechte publicity de goede pogin
gen niet het gras voor de voeten wegmaait.
Folders en Posters
Kleinere, geregeld in de filmpublicity terug-keerende reclame-mogelijkheden ondervinden
in Holland natuurlijk de handicap van een beperkt afzetgebied, beperktere keuze van
39