EEN ONBESCHREVEN BLADZIJDE DOOR L. J. JORDAAN Misschien moet men als schrijver dezes nog het voor-historische bioscoopje in de Damstraat gekend hebben, om volledig te beseffen welke ontwikkeling de film en het film bedrijf in zoo ontstellend korten tijd doormaakten. We droomden nog niet van den wereld oorlog, zoomin als van de betrekkelijke luxe die Alberts Frères ons in hun bioscoop theater zouden bieden. de klassieke jongenskiel gleed nog om onze schouderen en wij sprongen (evenals de film-zelf trouwens) vroolijk in de kinderschoenen rond. Nog verrijst het établissement voor mijn geestesoog: een benauwde pijpenla met lange, houten ban ken zonder rugleuning op den achtergrond een uitgespannen beddelaken. dat was dan de kiemcel onzer huidige filmpaleizen. Ik wil van dien tijd geen kwaad spreken: het geval had zijn eigen bijzondere attractie. Alles was jong aan en öm het filmbedrijf d.w.z. primitief, onberekenbaar en avontuurlijk. Er hing iets van den overmoed en de ongeduldige vitaliteit der jeugd in de rookerige ruimten dier schamele rarekieken, dat de atmosfeer deed spannen in de verwachting van een groote toekomst. Het kon ons niet schelen dat de beelden flikkerden in een furieuzen St. Vitusdans dat de films om een haverklap braken en aan Shakespeare's „Romeo" precies vijftien minuten gelegenheid gaven om te leven, te minnen en te sterven. Wij aan schouwden het wonder van het bewegende beeld en wij waren jong en argeloos genoeg om het als zoodanig te herkennen. Waren er in die dagen reeds geniale, vooruitziende geesten, die iets vermoedden van de enorme vlucht welke dit primitieve bedrijf eenmaal zou nemen? Het wordt wel beweerd, maar persoonlijk meen ik het te moeten betwijfelen. De „bioscoop" dat merkwaardigste en ingrijpendste cultuurverschijnsel der laatste halve eeuw is tenslotte niets anders daïi het onbestreden product van een publiek, dat om gekeerd door haar uit den grond werd gestampt. Het publiek Het is met dat publiek-op-zich-zelf een opmerkelijk geval! Wij weten nu allen wel hoezeer de uitvinding der cinematografie een technisch mirakel was, dat voorbestemd bleek het aangezicht eener beschaving te veranderen. Maar hoe- velen onzer zijn er zich van bewust, dat deze zelfde uitvinding nog iets anders bewerkte: cle vorming van een nieuw publiek? En toch. het is niet mogelijk een juisten blik te krijgen op film en bioscoopwezen, zonder met dezen factor rekening te houden. Wie zaten er op de houten banken van mijn Dam-straatbioscoopje? Het moge hier-en-daar een nieuwsgierige intellectueel geweest zijn, die zich interesseerde voor de technische zijde der zaak of die eenvoudig eens lachen wilde om „De bloedvlek in het hemd". de kern van het publiek was echter van een totaal ander gehalte en geheel verschillende mentali teit. Niets is dankbaarder dan grapjes te maken over de melo-drama's van een kwartier lengte en over de toeschouwers die ze in bloedigen ernst slikten. Maar er zat aan deze lichtelijk komische situatie nog iets anders vast, waarvan zich de consequenties minder gemakkelijk lieten overzien. Naar die eerste bioscopen trok in hoofdzaak een publiek, dat tot nog toe zelden of nooit een voet in het theater zette. Het was de groote massa der onverschilligen, die opge voed in de traditie dat de schouwburg „te duur" was het tooneel eenvoudig negeerden. 42 FILMJOURNALIST

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 44