VASTSTELLING VAN MINIMUMPRIJZEN
verhouding werd in de toelichting nader uitgewerkt.
Of de inhoud eener film, op zichzelf genomen, in
strijd is met de openbare orde of met de goede
zeden heeft bij aanneming van dit wetsontwerp de
Burgemeester niet meer uit te maken. Dit wordt
voortaan beslist door de Centrale Keuringscom
missie.
Uit deze toelichting volgt, dat 's Burgemeesters
preventief toezicht krachtens art. 188 van de Ge-
meentewet door de totstandkoming van de Bios
coopwet is vervallen, voorzoover het niet uitdruk'
keiijk door dit artikel wordt gehandhaafd.
De regeling van de Bioscoopwet kan wel degelijk
als een lex specialis worden aangemerkt, die de lex
generalis, als hoedanig het preventief toezicht van
artikel 188 van de Gemeentewet te beschouwen is,
derogeert. Naar den gedachtengang van de Staats
commissie is wel degelijk 'heel de taak van artikel
188 der gemeentewet door de Centrale Keurings
commissie overgenomen en komt daarnaast artikel
19, voorzoover het betreft handhaving van de open
bare orde, niet in normatieven, maar in feitelijken
zin. En van een verstoring van de openbare orde in
feitelijken zin, zelfs van gevaar van verstoring was
in Alphen aan den Rijn geen sprake en daartoe
bestond trouwens niet de minste aanleiding.
Wij gelooven veeleer, dat achter het incident te
Alphen aan den Rijn een groot gevaar kwam uit-
gluren, n.1., zooals een der bladen het in een artikel
over de Alphensche kwestie zoo kernachtig uit
drukte: „Door dwang anderen te beletten datgene
te genieten wat van hun geestelijke gading is. Ter
wijl wij juist in een tijd leven, die meer dan ooit
tevoren vraagt om de ongerepte instandhouding
van het recht op geestelijke vrijheid binnen de gren
zen der wet.
Deze wet was in dit geval de Bioscoopwet.
Krachtens haar bepalingen was deze film ge
keurd en ook door theologen toelaatbaar bevonden.
Zij was van orthodoxe, ook van orthodox-protes-
tantsche zijde met geestdrift aanvaard en aanbe
volen. Daarbij had het moeten blijven."
Het is vanzelfsprekend, dat het Hoofdbestuur
met betrekking tot de onderwerpelijke kwestie die
stappen heeft ondernomen, welke dit College juist
voorkwamen.
In artikel 4 A van het Minimum-Prijzen-Regle-
ment is o.a, bepaald, dat jaarlijks, vóór den
eersten April, door elk P.C.-College mini
mumprijzen moeten worden vastgesteld, zoowel
voor alle permanente bioscopen, als voor alle
voorstellingen van reizende bioscopen in de be
treffende gemeente.
Met het oog hierop worden de leden-exploi-
tanten uitgenoodigd om, indien zij een wijziging
in de voor hun theaters vastgestelde minimum
prijzen wenschen te zien aangebracht, daarvan
onverwijld schriftelijk kennis te geven aan de Prij-
zen-Commissie en wel:
vóór Donderdag 2 4 Maart e. k.
Zij gelieven er daarbij rekening mede te willen
houden, dat, overeenkomstig art. 4 C, elke vast
stelling van minimumprijzen zal moeten voldoen
aan de navolgende vereischten:
a. afzonderlijke minimumprijzen voor:
1elke gewone permanente bioscoop in de be
treffende gemeente,
2. elk journaal-theater in de betreffende ge
meente,
3. alle overige voorstellingen en vertoonin
gen, (van reisbioscopen).
b. afzonderlijke minimumprijzen voor:
1ochtend-voorstellingen,
2. avond-voorstellingen,
3. middag-voorstellingen, waarbij afzonder
lijke prijzen voor kinderen tot den leeftijd
van 14 jaar,
4. voorstellingen, die speciaal voor kinderen
min of meer geregeld op bepaalde dagen
worden gegeven,
5. biljetten, die worden uitgereikt als vergoe
ding voor bewezen diensten (glasbiljetten
e.d.) in resp. van elk der sub a. vermelde
categorieën, met bepaling van het maxi
mum aantal, dat hiervoor mag worden uit
gereikt;
c. vaststelling van het maximum-aantal plaatsen,
waarvoor de vastgestelde minimumprijzen mo
gen gelden in elke gewone permanente bio
scoop afzonderlijk en voor alle voorstellingen
van reizende bioscopen; dit aantal kan worden
uitgedrukt in procenten van het totaal-aantal
plaatsen, maar mag nimmer meer bedragen
dan Vs gedeelte van dat totaal-aantal.
Exploitanten, die vóór Donderdag 24 Maart
geen schriftelijk verzoek tot wijziging van een of
meerdere minimum-entreeprijzen hebben inge
diend, zullen worden geacht met de thans gelden
de minimumprijzen accoord te gaan.