een indeeling van de te vertoonen films verzoekt overeen komstig- de eerste week-vertooningen in Amsterdam; dat hij niet geweigerd heeft de film „Transatlantic" te vertoonen, doch dat hij daarvoor geen wenscht te betalen, aan gezien de film in kwestie, nu zij niet in première is gegaan in het Alhambra Theater te Amsterdam, aanmerkelijk in waarde is gedaald en dat de vertooning van de film in geïn- timeerdes theater te Bussum op een vergissing berust; dat wat de feiten betreft, is komen vast te staan, dat op 4 Mei 1935 tusschen partijen een contract is tot stand geko men inzake de vertooning van een tiental Gaumont British films, productie 1935/36, o.m. voor Hilversum tegen een totaalprijs van waarbij is overeengekomen, dat de cal culatie der films van het product 1936/36 door appellante zal geschieden; dat het onderzoek van den Raad voorts heeft uitgewezen, dat appellante geïntimeerde eerst heeft toegezegd, dat de film „Transatlantic" in het Alhambra Theater te Amsterdam in première zou worden vertoond, nadat deze film met de ex ploitanten van voornoemd theater was gecontracteerd, d.i. dus na 23 Juni 1936; dat althans het tegendeel door geïntimeerde niet is aan getoond en ook het contract tusschen partijen dd. 4 Mei 1936 daaromtrent niets bepaalt; dat appellante weliswaar haar later gedane toezegging niet is kunnen nakomen als gevolg van een beslissing der Com missie van Geschillen d.d. 22 Februari 1937, volgens welke de exploitante van het Alhambra Theater niet verplicht was de onderhavige film te vertoonen, doch kon volstaan met be taling van het overeengekomen garantiebedrag, maar dat deze samenloop van omstandigheden niets vermag af te doen aan de verplichtingen, welke geïntimeerde in het contract van 4 Mei 1935 is aangegaan, zonder dat toentertijd van een der gelijke toezegging sprake was, althans daaromtrent in het contract iets werd gestipuleerd; dat derhalve de film „Transatlantic", nu zij niet in pre mière in het Alhambra Theater te Amsterdam is. vertoond, voor geïntimeerde dezelfde waarde is blijven vertegenwoor digen als bij het aangaan van het desbetreffende contract, althans, dat moeilijk kan worden volgehouden, dat, voor zoover zij, als gevolg van een langdurig uitstel minder waard zou zijn geworden, appellante daarvan de financieele conse quenties zou moeten dragen; dat dan ook de Commissie van Geschillen naar de meening van den Raad, ten onrechte heeft aangenomen, dat ten aan zien van deze film bij het aangaan van het contract het stil zwijgend beding zou zijn gemaakt, dat zij in een première theater te Amsterdam zou worden vertoond en nu zulks niet is geschied, de vertooningswaarde lager zou zijn, dan oor spronkelijk was aangenomen; dat geïntimeerde derhalve alsnog verplicht moet worden geacht de film „Transatlantic" van appellante af te nemen, subsidiair den auteursprijs ad te betalen, welken prijs de Raad niet onredelijk acht, gezien het contractueel overeen gekomen totaalbedrag, waarvan fhet gemiddelde uit maakt en gezien ook de contractueele voorwaarde, waarbij de calculatie van de films uit het product 1935/36 aan appel lante wordt overgelaten; dat op al deze gronden het vonnis van de Commissie van Geschillen moet worden vernietigd, opnieuw rechtdoende de vordering van appellante moet worden toegewezen en geïnti meerde moet worden veroordeeld de film „Transatlantic" als nog af te nemen .subsidiair den auteursprijs van te betalen, alsmede in de kosten der arbitrage, zijnde 20.in ereste en 40.in tweede instantie, d.i. 60.in totaal. Inzake het door de N.V. Utrecht's City Theater, gevestigd te Utrecht, bij schrijven van 11 April 1938, en het door de N.V. Warner Bros First National Pictures, gevestigd te Amsterdam, bij schrijven van 15 April 1938 aanhangig ge maakt hooger beroep van het vonnis der Commissie van Geschillen, gewezen op 30 Maart 1938 en aan partijen schriftelijk ter kennis gebracht op 8 April d.a.v., inzake het geschil tusschen voornoemde N.V. Warner Bros First Na tional Pictures N.V., oorspronkelijk eischeres, verder te noemen partij-Warner Bros en de N.V. Utrecht's City Theater, voornoemd, oorspronkelijk gedaagde, verder te noemen partij-Utrechts City Theater, dat het vonnis waar van beroep moet worden bevestigd, met dien verstande, dat de vordering van partij-Warner Bros moet worden toege wezen tot een bedrag van partij-Utrechts City The ater, met ontzegging van haar eisch, moet worden veroordeeld aan partij-Warner Bros te betalen een bedrag van met veroordeeling, voor wat de arbitragekosten betreft, van partij-Utrechts City Theater tot betaling van 60.en partij-Warner Bros van 40.van het totaal, zulks op grond van de overweging: dat partij-Utrecht's City Theater als voornaamste grief tegen het vonnis van de Commissie van Geschillen heeft aangevoerd, dat deze ten onrechte besliste, dat bij het afsluiten van het contract tusschen partijen, dd. 25 Augustus 1936, sprake is geweest van dertig programma's; dat daarbij in tegendeel sprake is geweest van dertig films, zooals blijkt uit de bewoordingen van het contract, alsook uit de tusschen partijen gevoerde correspondentie en uit het feit, dat partij- Warner Bros, wetende, dat in de Palace steeds twee films werden gedraaid, aanvankelijk regelmatig twee films leverde ten behoeve van dit theater, weshalve partij-Utrecht's City Theater den Raad verzoekt partij-Warner Bros haar vor dering te ontzeggen en haar te veroordeelen in de arbitrage- kosten; dat de grief van partij-Warner Bros tegen het vonnis van de Commissie van Geschillen in hoofdzaak hierop neerkomt, dat de Commissie bij de beoordeeling van de vordering van partij-Warner Bros in eerste instantie, is uitgegaan van een schrijven harerzijds aan Utrecht's City Theater van 4 Januari 1938 teneinde met uitsluiting van de Commissie van Geschillen tot een accoord te geraken; dat het immers niet aangaat cm dit schrijven, dat als een tegemoetkoming is bedoeld, welke door de tegenpartij niet is aanvaard, als basis van een arbitrale uitspraak te nemen; dat voorts niet ter zake dienende was de vraag, of partij-Warner Bros negen programma's kon leveren, maar dat door partij-Utrecht's City Theater nog negen van de dertig programma's moesten worden ver toond cp den expiratiedatum van het contract, weshalve partij-Warner Bros terecht betaling vorderde van negen maal het gemiddelde der totaal-opbrengst van de uitgebrachte programma's, d.i. f dat partij-Warner Bros met betrekking tot de bezwaren van partij-Utrecht's City Theater nog heeft opgemerkt, dat, voorzoover eenige malen door haar is toegestaan, dat twee harer films in één programma in de Palace werden vertoond, zulks uitsluitend als een coulance harerzijds moet worden beschouwd en zij de leverantie van een tweede film onmid delijk heeft stopgezet, zoodra haar bleek, dat de richtige uitvoering van het contract gevaar liep; dat de Raad met de Commissie van Geschillen van oorcee! is, dat de bewoordingen van het tusschen partijen gesloten contract dd. 25 Augustus 1936 er geen twijfel over laten bestaan, dat de dertig hoofdfilms afzonderlijk zouden worden geëxploiteerd en partij-Warner Bros in de opbrengst van elk der dertig films zou participeeren: dat de tusschen partijen na 27 Augustus 1937 gevoerde correspondentie, waarop partij-Utrecht's City Theater zii h beroept, weliswaar de standpunten van partijen weergeefi, doch de feitelijke bewoordingen, waarin het contract is ge steld, niet aantast; dat daarentegen het onderzoek van den Raad heeft uitge wezen, dat partij-Warner Bros ter opheldering van gerezen misverstand op 22 Augustus 1936 schriftelijk o.m. haar be reidheid heeft te kennen gegeven aan partij-Utrecht's City Theater, een contract af te sluiten inzake dertig programma's tot 2800 meter, te vertoonen in gezamenlijk overleg, d.w.z., dat vooraf wordt besproken in welk theater de films zullen worden vertoond; dat partij-Utrecht's City Theater, naar gebleken is, met dit schrijven accoord is gegaan en" daarop dd. 25 Augustus 1936 het onderwerpelijk contract heeft afgsloten, zoodat hieruit mag worden geconcludeerd, dat partijen het bij het aangaan van dit contract eens waren zoowel over de bewoor-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 7