°P f 10 brandt Theater te maken recettes van de overige bij filmpjes, welke gedaagde aan genoemd theater zou hebben afgestaan, welke ontvangsten door cischeres in totaal geraamd worden dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heelt aangevoerd, dat de films „Witte steenkolen" en „Staal en water" reeds eerder in het Rembrandt Theater te Haarlem waren vertoond en dus als reprises aan genoemd theater konden worden gele verd, waarop eischeres geen recht had, en dat ten aanzien van het derde filmpje „Koningen van den nacht" niet vast staat, dat dit geacht zou kunnen worden te behooren tot de productie 1936/'37; dat gedaagde echter om aan de klacht van eischeres eiken grond te ontnemen, de vertooning van de drie eerder genoemde filmpjes niet heeft laten doorgaan en daar voor in de plaats aan het Rembrandt Theater geleverd heeft de tot de productie 1935/'36 behoorende filmpjes „Uit bosch en veld", „Camera en film" en „Stroomingen en draaikol ken", op welke filmpjes eischeres geen enkel recht kan doen gelden; dat gedaagde haar verweer, dat overigens niet door eische res is bestreden, met bewijzen heeft gestaafd; zij het dat aan gedaagde verweten moet worden, dat zij het telegram van eischeres. waarin deze tegen de vertooning der drie bewuste filmpjes protesteerde, onbeantwoord heeft gelaten, waardoor gedaagde gehandeld heeft in strijd met de goede gebruiken, welke er in het zakenverkeer, zeker tusschen leden van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, in acht genomen behooren te worden; dat aan eischeres haar vordering, als zijnde ongegrond, moet worden ontzegd met hare veroordeeling in de geschil- kosten, bedragende 20. Inzake het door de N.V. Eerste Schotensche Bioscoop On derneming, gevestigd te Haarlem en exploiteerende het Frans Hals Theater aldaar, op 1 Mei 1938 aanhangig gemaakt ge schil contra de Ufa Maatschappij voor Film- en Bioscoop bedrijf N.V., gevestigd te Amsterdam, dat aan eischeres (Frans Hals Theater) haar vordering moet worden ontzegd met hare veroordeeling in de geschilkosten, bedragende 20.—. De Commissie heeft voorts bepaald, dat het door eischeres ter voorkoming van een desbetreffende sommatie van de Filmhuurschuld-Commissie bij den Nederlandschen Bioscoop- Bond gedeponeerd bedrag van aan gedaagde behoort te worden uitbetaald. Deze uitspraak is gegrond op de overweging: dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat zij aanvan kelijk van de op 9 Februari 1938 door de Commissie van Ge schillen gewezen uitspraak inzake een tusschen partijen gere zen geschil, waarbij zij was veroordeeld om aan eischeres te betalen een bedrag van alsmede een bedrag van hooger beroep bij den Raad van Beroep van den Neder landschen Bioscoop-Bond had ingesteld, maar dat zij vóórdat het beroep in behandeling werd genomen, met gedaagde tot een compromis is gekomen; dat dit compromis hieruit bestond, dat gedaagde de beslissing der Commissie van Geschillen terzijde zou stellen en dat zij daartegenover zelve zou heb ben te bepalen den datum, waarop eischeres de film „Ver bannen", waarop het vorenbedoeld geschil betrekking had, zou inzetten; dat de eenige datum, die eischeres aan gedaag de kon of wilde toestaan, 22 April 1938 was; dat eischeres er gedaagde op gewezen heeft, dat, wanneer zij de in de daar aan voorafgaande week te vertoonen film zou moeten prolon- geeren, van de vertooning der film „Verbannen" niet veel terecht zou komen; dat gedaagde dit risico heeft aanvaard en dat eischeres daarop haar verdere resteerende inzetdata met andere films heeft bezet; dat eischeres op 22 April de ver tooning van de film „Honderd mannen en een meisje", welke in de daaraan voorafgaande week was vertoond, moest pro- longeeren, waarvan zij aan gedaagde heeft kennis gegeven; dat gedaagde daarop een anderen injetdatum voor de film „Verbannen" heeft gevraagd en zelfs verlangd heeft, dat deze film aansluitend op de andere genoemde film zou worden vertoond; dat eischeres zich echter op het standpunt stelt, dat nu de film „Honderd mannen en een meisje" op 22 April moest worden geprolongeerd, en het risico daarvan door ge daagde moet worden gedragen, zij (eischeres) van de ver plichting tol de vertooning van de film „Verbannen" is ont slagen; dat gedaagde door vast te houden aan haai eiscli, dat eischeres alsnog de film „Verbannen" zal vertoonen, het compromis, dat tusschen partijen was aangegaan, heeft teniet gedaan, waarmede eischeres alleen genoegen wil nemen, in dien zij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld van de in de eerste zaak gewezen uitspraak der Commissie van Geschillen beroep in te stellen bij den Raad van Beroep; dat gedaagde eenige malen de copie van de film „Verbannen" ongevraagd aan eischeres heeft doen toekomen, welke deze copie heeft moeten terugsturen, weshalve zij der Commissie verzocht heeft gedaagde te veroordeelen om haar de daarvoor ge maakte kosten, bedragende terug te betalen; dat gedaagde hiertegenover in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat het tusschen partijen gesloten compromis geenszins in hield, dat ingeval de film „Honderd mannen en een meisje" op 22 April zou worden geprolongeerd, eischeres van haar verplichting om de film „Verbannen" te vertoonen ontslagen zou worden; dat weliswaar gedaagde bij het aangaan van het compromis bedongen heeft, dat de film „Verbannen" op 22 April door eischeres zou worden ingezet en dat zij ook bereid "was, toen de film „Honderd mannen en een meisje" moest worden geprolongeerd, met een lateren inzetdatum genoegen te nemen, maar dat daaruit geenszins voortvloeit, dat eische res zich zou kunnen onttrekken aan hare verplichting om de film „Verbannen" op de daarvoor vastgestelde condities te vertoonen, althans het voor de vertooning verschuldigde bedrag aan gedaagde te betalen; dat het compromis, hetwelk tusschen partijen naar aanlei ding van de op 9 Februari 1938 door de Commissie van Ge schillen gewezen uitspraak is aangegaan, door eischeres op 9 Maart schriftelijk aan gedaagde is bevestigd en dat in deze bevestiging weliswaar is vermeld, dat de film „Verbannen" door eischeres zal worden vertoond in de week, aanvangende 22 April, maar dat daarin met geen woord is vermeld, dat eischeres van haar verplichting om deze film te vertoonen ontslagen zou worden, indien zij een in de daarin voorafgaan de week te vertoonen film zou moeten prolongeeren; dat gedaagde dan ook een tegemoetkomende houding ten opzichte van eischeres heeft aangenomen, toen zij erin toe stemde, dat met het oog op de prolongatie van een andere film de inzetdatum van de film „Verbannen" zou worden op geschoven, totdat de vertooning van die andere film definitief geëindigd was; dat uit het feit, dat eischeres nadrukkelijk geweigerd heeft de film „Verbannen" ondanks de door gedaagde getoonde tegemoetkoming te' vertoonen, het vorenbedoeld compromis geacht moet worden te zijn verbroken en ongedaan gemaakt, zoodat de uitspraak der Commissie van Geschillen dd. 9 Fe bruari 1938 weer van kracht is geworden, waaruit volgt, dat eischeres aan gedaagde te betalen heeft het in die uitspraak toegewezen bedrag van zonder dat daaraan voor ge daagde de verplichting verbonden is de film „Verbannen alsnog aan eischeres te leveren; dat uit het vorenstaande tevens volgt, dat de vordering van eischeres als zijnde ongegrond aan haar moet worden ontzegd, met hare veroordeeling in de kosten van het geschil; dat ingevolge artikel 11 der Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van den Nederlandschen Bio scoop-Bond de Commissie tevens heeft te bepalen, aan wie het door eischeres bij den Bond gedeponeerd bedrag van toekomt, en dat dit bedrag behoort te worden uitbe taald, op de gronden als hiervoren vermeld, aan gedaagde. Inzake het door de N.V. Ambio, gevestigd te Amsterdam, en exploiteerende het Alhambra Theater aldaar op 3 Mei 1938 aanhangig gemaakt geschil contra den heer B. Meyer, eigenaar van het Filmverhuurkantoor Victoria Film te Am sterdam, dat aan eischeres (Ambio) haar vordering moet wor den ontzegd met hare veroordeeling in de geschilkosten, be dragende 20.zulks op grond van de overweging: dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat zij aan ge daagde inlichtingen heeft gevraagd met betrekking tot de film

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 12