RAAD VAN BEROEP VAN DE NEDERLANDSCHE VEREEN. VAN BIOSCOOPRECLAME-EXPLOITANTEN 11 „La prison sans barreaux" en dat deze, die deze inlichtingen toen niet kon verstrekken in verband met bepaalde moeilijk heden, daarop de toezegging heeft gedaan, dat hij, indien deze moeilijkheden waren opgelost, zich met eischeres nader in verbinding zou stellen, de film op zicht zou zenden en haar aangaande zijn condities zou inlichten; dat gedaagde zonder zijn toezegging gestand te doen de film aan een ander heeft verhuurd; dat eischeres door het lange traineeren van de zijde van gedaagde van het afsluiten van andere films, welke haar werden aangeboden, heeft afgezien, aangezien zij de overtui ging had, dat zij met gedaagde voor wat den verhuur en huur van de film „La prison sans barreaux" betreft tot zaken zou komen en hiervoor eenige speelweken heeft vrijgehouden; dat eischeres zich door de handelingen van gedaagde ten zeerste gedupeerd acht en op dezen grond van hem een schadever goeding vordert van of zooveel minder als de Com missie van Geschillen billijk oordeelt; dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat hij geen enkele toezegging aan eischeres heeft gedaan en dat hij slechts verklaard heeft, dat hij, zoolang de vorenbedoelde moeilijkheden niet zouden zijn opgelost, over de film niet kon spreken; dat in ieder geval vaststaat, gelijk ook door eischeres is toegegeven, dat tusschen partijen over de condities, waarop de verhuur en huur van de film eventueel zou plaats vinden, niet gesproken is; dat zelfs al zou gedaagde de door eischeres beweerde toe zegging hebben gedaan, hetgeen gedaagde ontkent, daaruit nog geenszins de zekerheid zou zijn voortgevloeid, dat eische res ook de vorengemelde film zou hebben gehuurd en dat het zelfs zeer goed mogelijk zou zijn geweest, dat dan tusschen partijen geen overeenstemming terzake van deze transactie zou zijn bereikt; dat het derhalve geenszins vaststaat, dat eischeres zelfs, indien gedaagde de meerbedoelde toezegging zou hebben ge daan, van het niet-nakomen dezer toezegging schade zou heb ben ondervonden; dat derhalve aan eischeres haar vordering, als zijnde on gegrond, moet worden ontzegd, met hare veroordeeling in de geschilkosten, bedragende 20. De „Raad van Beroep" van de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten, heeft in zijn zitting van Maandag, 23 Mei 1938, inzake het door den heer W. Quist, eigenaar van Actief-Film te Groningen, d.d. 9 Februari 1938 ingesteld hooger beroep van het vonnis der Commissie van Geschillen, gewezen op 19 Januari 1938 en aan partijen ter kennis gebracht d.d. 27 Januari d.a.v. in het geschil van den heer Quist voornoemd contra de firma Drukkers- en Uit geversbedrijf Calff 6 Meischke, gevestigd te Amsterdam, in hoogste instantie uitspraak gedaan, dat het vonnis, waarvan beroep, moet worden vernietigd, en, opnieuw rechtdoende, dat: 1. het ontijdig doen afbreken van de vertooning der reclame film „Kansas" in het Ceintuur Theater en in het Victoria Theater te Amsterdam geacht moet worden een onrecht matige daad van geïritimeerde (Calff Meischke), oor spronkelijk gedaagde) opzichtens appellant (Quist, oor spronkelijk eischeres) op te leveren; 2. geïntimeerde verplicht moet worden geacht uitvoering te geven aan de door appellant van derden aanvaarde op drachten voor vertooning van film- en/of projectiereclame in de onderscheidene theaters, waarvan de vertooning van reclame door geïntimeerde is gepacht, althans voor zoo verre deze opdrachten door appellant zijn verkregen vóór den vierden Januari 1938, d.i. het tijdstip, waarop geïnti meerde o.a. door het doen afbreken van vertooning dei- reclamefilm „Kansas" blijk heeft gegeven van geen zaken meer met appellant te willen doen; 3. aan appellant moeten worden ontzegd zijn vorderingen in zake betaling eener dwangsom (voor eiken dag. dat geïn timeerde in gebreke zou blijven aan voornoemde opdrach ten uitvoering te geven) en inzake schadevergoeding; 4. geïntimeerde moet worden veroordeeld in de arbitrage- kosten in beide instanties, bedragende 70.in totaal, zijnde 30.in eerste en 40.in tweede instantie. Deze uitspraak is gegrond op de navolgende overwegingen: dat appeliants grieven tegen het vonnis der Commissie van Geschillen in hoofdzaak hierop neerkomen, dat weliswaar werd vastgesteld, dat het ontijdig doen afbreken van de ver tooning der reclamefilm „Kansas" in het Ceintuur Theater en in het Victoria Theater te Amsterdam gedurende de week van 31 December 1937 tot en met 6 Januari 1938 geacht moet worden een onrechtmatige daad van geïntimeerde opzichtens appellant op te leveren, doch de hieruit voortvloeiende ge volgen niet ten laste van geïntimeerde komen, dewijl zij slechts wordt veroordeeld deze afgebroken vertooning op nieuw te doen plaats vinden, ofschoon niet vaststond, dat appeliants opdrachtgever voor deze hervertooning nog wel interesse zou hebben of deze hiermede wel genoegen zou wenschen te nemen; dat geïntimeerde op grond van bestaan de verhoudingen en usances in het bioscoopreclamebedrijf verplicht is de door appellant van derden verkregen opdrach ten uit te voeren, ook al was een deel dezer opdrachten ten tijde van het geschil nog niet aan geïntimeerde doorgegeven; dat de Commissie van Geschillen in haar uitspraak te dezen aanzien van oordeel zijnde, dat geïntimeerde niet ver plicht is deze orders uit te voeren geen rekening heeft ge houden met de omstandigheid, dat het appellant niet mogelijk was deze opdrachten door te geven, aangezien zijn opdracht gevers de beslissing, in welke theaters vertooning moest plaats vinden, van week tot week treffende hem zoowel ten aanzien van de vervaardiging als van de vertooning van reclamefilms of -projectieplaten, geheimhouding hadden op gelegd, en het schenden van dit vertrouwen ten zeerste in het nadeel van het bioscoopreclamebedrijf in het algemeen zou kunnen zijn; dat evenwel opdrachten aan appellant waren verstrekt en geheel in overeenstemming met het Algemeen Bedrijfsreglement van de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten door hem, ook voor vertoo ning van reclame in de door geïntimeerde gepachte theaters, waren geaccepteerd; dat de Commissie van Geschillen voorts besliste, dat door appellant geen schade was geleden, hoewel hierover geen oordeel kon worden geveld, noch een bedrag kon worden vastgesteld, redenen waarom appellant verzocht deze schade nader bij staat op te maken; dat de Commissie van Geschillen sub 3 in haar uitspraak geïntimeerde verplicht achtte uitvoering te geven aan een aantal opdrachten, welke door de Commissie als vaststaand werden aanvaard, hoewel de lijst, deze opdrachten bevattende, door geïntimeerde eerst ter zitting werd overgelegd, zonder dat appellant de gelegen heid werd gegeven deze op haar waarde te toetsen; dat de Commissie bij dit punt harer beslissing ook geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid, dat de reclamefilm der firma Van Houten nog steeds niet voor vertooning gereed was, zooals herhaaldelijk door appellant werd medegedeeld; dat appellant zich ook te dezen aanzien beroept op de tus schen de leden der Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploi tanten bestaande usance, dat in een dergelijk geval opschor ting der reserveeringen plaats vindt; dat door het niet uit voeren door geïntimeerde van de door appellant van derden aanvaarde opdrachten, behoudens zoowel directe als indi recte schade aan appellant, ook groote moreele schade aan het bioscoopreclamebedrijf in het algemeen wordt toegebracht; dat appellant den Raad derhalve verzocht heeft maatregelen te nemen en dwangmaatregelen te stellen, opdat geïntimeerde de opdrachten uitvoert, welke door appellant op grond van bestaande usances van derden zijn geaccepteerd, tot het ver- toonen van film- of projectiereclame, in de onderscheidene theaters, waarvan de vertooning van reclame door geïnti meerde is gepacht; dat, ten aanzien van deze dwangmaat regelen, appellant verzocht heeft voor eiken dag, dat geïn timeerde weigerachtig blijft aan zijn opdrachten uitvoering te geven, een dwangsom te stellen van 100.per dag en per theater, of zooveel lager als de Raad redelijk acht; dat appel-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 13