Dit is kennelijk een van die vage berichtjes, die voor de leuze circuleeren in gelegenheidsblaadjes, zonder controle/zonder grondslag, zonder feitelij- ken inhoud. Maar het gaat immers tegen de bioscoop en de bioscoop io taboe, dus is niets ons te dol! Wij vragen, welke honderd bioscoopvoorstellin gen, waar toch in 's hemelsnaam, wannéér, welke geleerde, hoé was de voorstelling van de inbraak? Was het misschien niet zóó, dat de bedrijver er van, zoo als te doen gebruikelijk, zijn gerechte straf niet ontging? En wat voor slechts zit er in door verstikkenden rook bedwelmde geredden uit bran den? Maar dit en passant. Ziehier wat de dominee onmiddellijk op dit buitenlandsche berichtje volgen laat: ,,Is het wonder, dat menschen, die het goed en eerlijk meenen met ons volk, gaan protesteeren tegen zulk een opvoeding hunner medemenschen. waarvan ook het bioscooppubliek van een 25 jaar geleden zich met verontwaardiging zou hebben afgewend?' Oogenschijnlijk prachtig geredeneerd, maar de redeneering klopt niet. De schrijver mixt toestan den hier en elders, blijkbaar om zijn kring coüte que coüte een coctail voor te kunnen zetten naar zijn recept en smaak. ,,Men", redeneert dominee Gunning verder, heeft met cijfers, op grondig onderzoek berustende, aan getoond, dat in de Vereenigde Staten elke week 77 millioen menschen de bioscoop bezoeken, waar onder 11 millioen kinderen zijn onder de veertien jaar en 28 millioen jongelieden onder de twintig jaar. Dat is toch wel een geweldigen invloed, waaraan men de bevolking van zijn land bloot stelt." Alweer dezelfde suggestie. Het buitenland moet dienen voor binnenlandsch gebruik, blijkbaar bij gebrek aan andere argumenten. Wie „men" is, wordt kalmpjes verzwegen. Die verschrikkelijke „men" toch, die reputaties neerhaalt en even ge makkelijk oorlogen veroorzaakt als burenruzies. „In een Noorweegsche courant las „men" vol gens het artikel van den heer Gunning deze ad vertentie: „De film, die heden vertoond wordt, is de verschrikkelijkste van alle misdadigersgeschie- denissen: een man die iedere week een vrouw ver moordt." Voorwaar niet malsch! Daarna zijn eenige bloempjes uit een Zweedsche advertentierubriek aan de beurt, welke den domi nee ten slotte doen verzuchten, dat men zijn ver antwoordelijkheid ook ten opzichte van dit „groote, nationale gevaar" beseffe. Jammer genoeg verzuimt de schrijver aan te toonen, op welke wijze de Zweedsche en Noor- sche advertentierubrieken een nationaal gevaar vormen voor'óns land. Over het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf zwijgt de heer Gunning als het graf. Is dit wel licht een pleidooi voor dit bedrijf? Maar met welk recht wordt dit bedrijf dan belaagd op een wijze, als boven geschetst? Dat een blad als het Friesch Dagblad aan een dergelijk artikel adhaesie betuigt, is zijn zaak, maar dat het deze adhaesie aankondigt onder de head line ,De Bioscoop een nationaal gevaar", gaat toch alle perken van behoorlijkheid en redelijkheid te buiten. Hiertegen, evenals tegen het artikel van den heer Gunning, onzerzijds een fel protest! Het is ons een raadsel, hoe een blad als „De Nederlander", waarvan verondersteld mag wor den, dat het eenigszins op de hoogte is, dit artikel van den heer Gunning behoorlijk gedocumenteerd kan noemen, en daarbij blijk geeft van zijn bewon dering, met de opmerking: „Wat moet hij veel gelezen en verzameld hebben om dit artikel te kunnen schrijven". Wij noemen een dergelijk artikel misleidend. Een misleiding te erger, omdat zij komt van iemand, die wij om velerlei redenen zouden willen hoog schatten. In geheel anderen vorm, maar van een zelfde karakter is de bestrijding van de bioscoop, die tot uiting komt in een zoogenaamden stopper, welke eenige weken geleden geregeld gepubliceerd stond in Katholieke bladen. De R. K. Militairenvereeni- gingen organiseerden een collecte en de betreffende stoppers o.m. met het onderschrift: „Ja, ze zijn noodig, de R. K. Militairenvereenigingen" dienden om deze collecte aan te bevelen. Teneinde de nood zakelijkheid van deze vereenigingen aan te toonen stond er dan een teekening bijgevoegd, welke tus- schen een gammel kroegje en een verdachte dan cing een bioscooptheater afbeeldde, blijkbaar als het ergste gevaar van de drie. Met eenige sobere lijnen is hier in beeld gebracht alles, wat de heer Gunning in een lang artikel te

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 4