zeggen, althans te suggereeren had. Hier dezelfde miskenning, dezelfde misleiding, dezelfde grievende bejegening van eea bedrijf, waarvan het niveau op zoodanige hoogte ligt, dat een dergelijke bejegening volkomen misplaatst is. Wel scherp in tegenstelling tot deze minder waardige annonceering, die de redacties van de betreffende bladen met het oog op haar adverten tiepagina's wel voor 'een eigenaardig dilemma moet hebben geplaatst, is de houding van de autoriteiten, die in samenwerking met de bioscoopexploitanten, filmvoorstellingen organiseeren voor de soldaten, teneinde hun een behoorlijke ontspanning te be reiden en wel erg sjofeltjes steekt zij af bij den lof, die militaire autoriteiten in Den Helder on langs nog hebben gebracht aan een plaatselijken exploitant voor het prachtig werk, dat deze door middel van de film ten behoeve van de militairen had verricht. Hoezeer ook versleten, komt deze mentaliteit telkens en telkens weer om den hoek sluipen. Zij trof ons onder anderen ook bij het lezen van een verslag over het onlangs gehouden lustrum-congres van de Federatie der R. K. Gemeenteraadsleden, waar een zekere mijnheer Van Woensel als zijn meening te kennen gaf, dat het aanbeveling zou verdienen het aantal bioscopen te beperken, zooals men dat met de drankwinkels doet, waarop de heer Mr. Berger wijselijk antwoordde, dat een derge lijke beperking alleen daarom reeds niet gewenscht was, omdat tengevolge hiervan het platteland voor een deel verstoken zou worden van de film, die, naar men in breeden kring gaat inzien, toch ook goed kan werken. Wat men dezen menschen, hetzij het de Gun- nings, hetzij het de collectanten van de R. K. Mi litairen Vereenigingen, hetzij het de Van Woen- sels zijn, ook toevoegt, het blijft vechten tegen de bierkaai, zoolang zij behept zijn met een mentali teit, die opgeschoten is achter het horretje en haar armetierig bestaan voortsleept tusschen de negen tiende eeuwsche keien van hef binnenstraatje. Het is de mentaliteit zoo ongeveer van den agent, die veertig jaar terug een automobilist aanhield met de woorden, „Kom jij maar eens mee vriend, jij mag met dat ding niet rijden", of van de auto riteiten, die in die dagen op de rijkswegen een bord plaatsen met 't opschrift „maximum snelheid 20 K.M. per uur", of van dien philosoof in Enge land, die verzuchtte, dat de bioscoop er de schuld van is. dat deze tijd gespeend blijft van Shakespea- reaansche geesten, waarop een gevat iemand hem van repliek diende met de opmerking: „Indien Shakespeare in dezen tijd geleefd zou hebben, zou hij film-scenario's schrijven". En nu we toch Shakespeare genoemd hebben, zouden wij al deze menschen met een variant op de raadgeving van Hamlet aan Ophelia „Ophelia ga naar een klooster", willen uitnoodigen: „Ga naar de bioscoop". Dat is heusch de eenige remedie. Zij weten im mers niets van de bioscoop af. Laten zij daarom met eigen oogen aanschouwen hoe een moderne bioscoop geëxploiteerd wordt en welk een kunst genot, welk een ontspanning de wonderen van de film den bezoekers vermogen te schenken. Laat hen daarna nog eens komen met hun oordeel. De bioscoop zal, hoe dat oordeel ook moge luiden, wij twijfelen daaraan geenszins, niets te vreezen hebben. Want het oordeel is dan minstens eerlijk en een eerlijk oordeel behoeft de Nederlandsche bioscoop niet te vreezen! OPENLUCHT-FILMVOORSTELLINGEN TIJDENS DE JUBILEUMFEESTEN Het is aan het Hoofdbestuur gebleken, dat bij verschillende Oranjecomité's en vereenigingen plannen bestaan om ter gelegenheid van het Regee- ringsjubileum van H. M. de Koningin openlucht filmvoorstellingen te organiseeren. Worden deze plannen uitgevoerd, dan is het niet denkbeeldig, dat deze openluchtvoorstellingen gegeven zullen worden in dezelfde week, dat in de bioscoopthea ters de Nationale film „Veertig Jaar" vertoond wordt. Daardoor zou aan de vertooningen van deze film, die bedoeld is als het voornaamste deel van het programma der jubileumfeesten en aan de tot standkoming waarvan door de Regeering daad werkelijk medewerking is verleend, ernstige af breuk worden gedaan. Op grond van het vorenstaande heeft het Hoofd bestuur bepaald, dat de leden, die reizende bios copen exploiteeren, geen openluchtfilmvoorstellin gen mogen geven gedurende den tijd, dat de ter paatse gevestigde bioscoop of bioscopen de film „Veertig Jaar" vertoonen. Daaruit volgt, dat van Bondswege geen bezwaar bestaat tegen het geven van openluchtfilmvoorstel lingen in gemeenten, waar geen permanente bios copen zijn gevestigd en ook niet in andere gemeen ten, mits zulks niet geschiedt in de perioden, dat in die gemeenten de film „Veertig Jaar" in één of meer permanente bioscopen wordt vertoond.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 5