ONGEBRUIKT RECHT Kon in het vorig nummer van het Officieel Orgaan geconstateerd worden, dat het Minimum- Prijzen-Reglement bevredigend functionneert en allerwegen zichtbaar resultaat oplevert, niet minder is zulks het geval met de aanvullende taak, welke het Prijsbescherming-Reglement ten opzichte van de reglementeering van den minimumentreeprijs vervult. Kort gezegd komt, gelijk men in de betreffende groene uitgave van den Bond kan nalezen, de bescherming van de entreeprijzen, liggende boven de vastgestelde minima, hierop neer, dat iedere exploitant verplicht is drie rangen te heffen en zich te onthouden heeft van het geven van eenigerlei reductie op den entreeprijs, in welken vorm ook. Daardoor is voorkomen in de eerste plaats, dat de vaststelling van minimumentreepnjzen sommi gen ertoe zou verleiden de overige toegangsprijzen te drukken, o.a. door het inkrimpen van het aantal vroeger geldende rangen, of door een niet verant woorde rechtstreeksche verlaging, en in de tweede plaats, dat ongezonde methoden als het uitreiken van groote aantallen reductiebiljetten, coupon boekjes etc, de prijzen zouden ontwrichten. Het Prijsbescherming-Reglement heeft het voor deel, dat door de reglementeering van den mini mumentreeprijs was verkregen, derhalve als het ware all risk verzekerd. Het zou ongetwijfeld eenvoudiger zijn geweest, indien er een Prijzen-Reglement ware gekomen, zooals men dat hier en daar in het buitenland ook wel aantreft, krachtens hetwelk de prijzen van alle rangen zouden kunnen worden vastgesteld. Men zal echter toegeven, dat in dat geval het bedrijf in een keurslijf zou zijn gesnoerd, en het resultaat waarschijnlijk omgekeerd evenredig zou zijn geworden aan dat, wat men had beoogd. De vigeerende regeling laat den exploitant ge lukkig vrij ademen, laat hem vrijheid van werken, terwijl hij niettemin kan profiteeren van de be schermende werking, welke ervan uitgaat. Oordeelende naar de sporadische overtredingen, welke zich voordoen, wordt het Prijsbescherming- Reglement als zoodanig ook gewaardeerd en be grepen. Het eenige wat wel eens moeilijkheden oplevert is het toelaten van leden van vereeni- gingen op bepaalde avonden tegen een uniformen toegangsprijs. Men meent dan, dat voor een der gelijk geval een uitzondering kan worden gemaakt op de geldende regeling. Dit is echter niet het geval. Ook voor de bezoekers, welke via een of andere vereeniging gedurende een voorstelling de zaal vullen, dienen toegangsprijzen te worden geheven, welke minstens voorzien in drie rangen en vol doende progressief zijn. Aangaande dit laatste, n.1. de progressie, wordt meer in het bijzonder in artikel 3 A van het Prijs bescherming-Reglement bepaald: ,,In alle perma nente bioscopen en bij alle voorstellingen van rei zende bioscopen moet bij de vaststelling van de prijzen der plaatsen op de verschillende rangen, die hooger zijn dan de minimumrang, een redelijke progressie in acht worden genomen". Artikel 3 B zondert hiervan uitdrukkelijk uit ochtendvoorstel lingen, voorstellingen, die speciaal voor kinderen min of meer geregeld op bepaalde dagen worden gegeven, alsmede voorstellingen eener I reizende bioscoop in een zaal of ruimte met minder dan 300 zitplaatsen in gemeenten, waar geen permanente bioscoop gevestigd is". Het bepaalde onder 3 A nu wordt door de leden of wel te zeer over het hoofd gezien, of ernstig onderschat. Het geeft immers aan alle leden van den Bond, zoowel aan de leden-exploitanten, als ook aan de filmverhuurders een zeker recht in handen en maakt het hun mogelijk, dat zij zich tegen onredelijke concurrentie verweren. In artikel 4 van het reglement komt dit duidelijk tot uiting. Krachtens dit artikel kan een exploitant, zoowel als ieder ander lid van den Bond, de vraag, of bij de vaststelling van prijzen van plaatsen op de ver schillende rangen, die hooger zijn dan de minimum- rang, een redelijke progressie in acht wordt ge nomen, in eersten aanleg voorleggen aan den Af- deelingsraad (dus niet aan de Prijzen-Commissie, zooals velen meenen), ter wiens uitsluitende be oordeeling deze vraag staat en in tweeden en hoogsten aanleg aan het Hoofdbestuur. Dikwijls wordt de klacht vernomen, dat in een of andere gemeente een bioscoopexploitant plotse ling zijn prijzen belangrijk heeft verlaagd, hetzij voor alle voorstellingen, hetzij voor zgn. populaire voorstellingen gedurende eenige avonden per week. Sommigen zijn dan van meening, dat er een over treding heeft plaats gevonden, anderen daaren tegen denken, dat er niets aan is te doen en zij noodgedwongen eveneens tot verlaging moeten overgaan. Noch de eene opvatting, noch de andere is juist. In een dergelijk geval voorzien uitdrukkelijk de zooeven genoemde bepalingen. Men kan dan een briefje schrijven naar den Afdeelingsraad (Secretariaat: Rembrandt Theater Vrijstraat 44 te Eindhoven), waarbij men nauw keurig mededeeling doet van de prijzen, welke door de betreffende bioscopen voor de onderschei dene rangen werden en worden geheven. Daarbij behooren tevens, zoo eenigszins mogelijk, te wor den opgegeven het aantal rangen en het aantal zitplaatsen dezer rangen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 5